Detail Archief

Detail Archief

Overheids- of particulier archiefOverheid
Rubriek archievenoverzicht1.1 Lokaal bestuur
Code en naam archief015 Gemeente Wolphaartsdijk
Datering archief1699 - 1969
Naam en bestaansperiode archiefvormerGemeentebestuur van Wolphaartsdijk, 1699-1969
Code en titel toegangNL-GsGA-1.1-015, Inventaris, de archieven van de gemeente Wolphaartsdijk, 1699-1969, Goese Inventarissen nr. 15
Openbaarheidsbeperking(en)Huwelijksakten jonger dan 75 jaar beperkt openbaar / Personeelsdossiers beperkt openbaar / Gezinskaarten beperkt openbaar / Geboorteakten jonger dan 100 jaar beperkt openbaar / Persoonskaarten beperkt openbaar

  •  Geschiedenis van de archiefvormer
    • Ruimtelijke ontwikkeling

      De gemeente Wolphaartsdijk wordt vanaf 1 januari 1970 opgenomen in de nieuw gevormde gemeente Goes. Deze gaat ook de voormalige gemeenten Goes, 's-Heer Arendskerke, Kattendijke en Kloetinge omvatten.

      Hiermee komt voor Wolphaartsdijk een einde aan een eeuwenlange zelfstandigheid. De voormalige gemeente voert een kenmerkend wapen, dat reeds in de zestiende eeuw in gebruik is bij het waterschap Wolphaartsdijk: "in goud een griffioen van keel, worstelend op zee, golvend gedwarsbalkt met zes stukken in sinopel en zilver." Het is een "sprekend" wapen, dat veel overeenkomsten vertoond met het wapen van de Provincie Zeeland: een " varende" of "zwemmende"  grijpvogel, een fabelachtig dier met het bovenlijf van een adelaar en het onderlijf van een leeuw, fel en wreed van aard.

      De geschiedenis van Wolphaartsdijk, een van de kleinste eilanden van Zeeland, begint in een ver verleden. In de tiende eeuw bevindt zich hier een onafzienbaar gebied met schorren en kreken, waardoor enkele grote watergangen lopen. Deze hebben namen als Het Zuidvliet (nu de Zandkreek), de Zuidervliet (waarschijnlijk het Schenge) en de Korte Gos, een uitloper van de Schenge waaraan in die tijd Goes ontstaat. Deze wateringen worden genoemd in een oorkonde uit 976, waarbij keizer Otto II de St. Baafsabdij te Gent bevestigt in haar onroerende goederen. De Vlaamse abdij bezit derhalve in de tiende eeuw een groot deel van Zeeland, inclusief het nog niet bij naam bekende Wolphaartsdijk. De wateren die Wolphaartsdijk omgeven zijn op dat moment nog veel minder breed dan in later tijd.

      Binnen dit door genoemde wateringen afgebakende gebied ontstaat op of bij een verlande kreek een nederzetting: Sabbinge. De oorsprong van deze naam ligt vermoedelijk bij een verder onbekende Saxbald, die een groep mensen of 'clan' om zich heen verzamelt. Letterlijk kan de naam betekenen: de lieden van Saxbald (Sabbe). Tot in de elfde eeuw kan er zonder veel gevaar voor overstromingen op de wat hoger gelegen kreekruggen worden gewoond. Aan deze situatie maken diverse vloeden (1014, 1042 en 1134) een einde. In 1014 en 1042 verdwijnen grote delen van het "oudland" aan de noordrand van Zuid-Beveland. Walcheren wordt een eiland en ook Wolphaartsdijk komt geheel los van Zuid-Beveland te liggen. De reactie van de bewoners op die twee vloeden is tweeërlei: men gaat woonhoogten opwerpen en er worden lokale dijkjes aangelegd. Later in de elfde eeuw ontstaat ten zuidoosten van Sabbinge een tweede bewoningskern. Een onbekende Wulfard laat hier in die eeuw een lokale dijk opwerpen. Deze nederzetting heet naar hem: Wolphaartsdijk. Reeds in 1105 komt in de archieven een Gisbertus de Wolfgersdike voor. Het is dan vermoedelijke nog geen afzonderlijke parochie. In dat geval zou een naam als Wolphaartskerke meer voor de hand liggen.

      Als in 1134 een nieuwe stormvloed in Zeeland heeft huisgehouden start een systematischer bedijkingsoffensief, waarbij grotere dijkverbanden worden aangelegd. Het eiland met de kernen Sabbinge en Wolphaartsdijk komt binnen een dijkring te liggen. Beide kernen worden afzonderlijke ambachten. De adellijke familie Van Schenge heeft belangrijke rechten zowel in Zuid-Beveland in de omgeving van Goes en 's-Heer Arendskerke als op het eiland Wolphaartsdijk. Twee leden van dit geslacht, Boudijn en Dodijn van Schenge, krijgen in 1147 het tiendrecht van Wolphaartsdijk in erfpacht van het kapittel van St. Pieter te Utrecht. Vermoedelijk is in dat jaar, zo"n 13 jaar na de overstroming, weer heffing van tienden mogelijk.

      Het eiland Wolphaartsdijk is van oudsher verdeeld in drie ambachten. Het oudste is Sabbinge, waarvan reeds aan het begin van de dertiende eeuw heren worden genoemd: 1209 en 1213 Gillis van Sabbinge. Kern van dit territorium is het dorp Sabbinge, waar het ambachtsheerlijke kasteel "Het Hooge Huis" staat. In 1321 wordt het verwoest, waarna herbouw plaatsvindt. Een klein restant wordt in de jaren zestig van de 20e eeuw sterk gemoderniseerd. Het tweede ambacht is Oostkerke. In de veertiende eeuw is hier een adellijke familie Van de Oostkerke aanwezig, die vermoedelijk in Oostkerke ook een kasteel bezit. Veldnamen spreken hier in de 19e eeuw nog over een "Hoochwal" en een "Steenen Hof". In de veertiende eeuw is ook Hongersdijk een onderdeel van dit ambacht. Het derde ambacht is Westkerke. Ook hier is een familie die zich naar het ambacht Van de Westkerke noemt. Tegenover Veere op Walcheren ligt op Wolphaartsdijk een kasteel Muiden aan de  monding van de Zandkreek. Deze vesting wordt ook wel "De Piet" genoemd, naar het kapittel van St. Pieter te Utrecht. In de veertiende eeuw komt er een familie Van der Muiden of Mude voor. Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een aan het geslacht Van Schenge verwante familie. Bij het kasteel ontstaat in de dertiende-veertiende eeuw enige bewoning.

      Bestuurlijke ontwikkeling

      De bestuurlijke organisatie van de voormalige gemeente gaat in oorsprong terug tot dat van de ambachtsheerlijkheden. De indeling van Zeeland in deze kleine beheerseenheden is overgenomen uit Vlaanderen en dateert uit de elfde eeuw. De ambachtsheren, voortkomend uit lokale machthebbers, bezitten hun ambachten niet zoals in Vlaanderen als ambtenaren, maar als eigenaren. Ambachten kunnen oneindig ver worden verdeeld, verkocht, weggeschonken of anderszins in andere handen overgaan. De ambachtsheren bezitten het overheidsgezag in hun rechtsgebied. Ze treden op als voogden van hun ingezetenen, die zij daarnaast kunnen verplichten tot zowel herendiensten als militaire dienst. Verder zorgde de ambachtsheer voor de inning van grafelijke belastingen binnen zijn territorium.

      Aan het einde van de twaalfde eeuw ontstaan de plattelandsvierscharen. De ambachtsheren, of hun vertegenwoordigers die met schout worden aangeduid, gaan hierin als " maners" optreden. Op het eiland houdt een stadhouder van de rentmeester Bewester Schelde oog op de justitie; hij wordt geassisteerd door twee justitiedienaars.

      De ambachtsheerlijkheid Wolphaartsdijk komt in de zestiende eeuw in handen van de familie Van Watervliet, verwant aan die van Van der Nisse. Via deze familielijn valt de eigendom in de zeventiende eeuw toe aan de Frans-Poolse familie De Perponcher Sedlnitzky, die tot in de 20ste eeuw ambachtsheer zijn. In de Franse tijd maken " burgers" onder het mom van vrijheid, gelijkheid en broederschap de dienst uit. Na de Franse tijd vormen schout en assessoren, later burgemeester en assessoren en met ingang van 1851: burgemeester en wethouders het dagelijks bestuur van de gemeente. Als hoofd van de gemeente fungeert de gemeenteraad, gekozen door de inwoners. In de raadsvergadering van 19 september 1960 besluit de gemeenteraad om de oude dorpsnaam Oostkerke te vervangen door Wolphaartsdijk. Per 1 januari 1970 maakt Wolphaartsdijk deel uit van de gemeente Goes als gevolg van de gemeentelijke herindeling op Zuid-Beveland.

      Waterstaatkundige ontwikkeling

      Het Waterschap Oud-Wolphaartsdijk wordt in 1577 opgericht. Hierin zijn de oude polders Sabbinge, Oosterland en Zuiderland met het Frederikspoldertje opgenomen. Er komt een gemeenschappelijk wapen: de al eerder genoemde griffioen in de golven. Schout, schepenen en secretaris van Wolphaartsdijk gaan tegelijkertijd onder de benamingen dijkgraaf, gezworenen en penningmeester optreden als polderbestuur.

      In de geschiedenis van het middeleeuwse eiland Wolphaartsdijk spelen de vele overstromingen een belangrijke rol. In 1330 herstelt men stormschade aan een havenhoofd bij Muiden, aan de sluisdijk te Westkerke en aan de Schottenpolder. In 1334 overstromen aan de westzijde van het eiland bij De Piet twee polders, die ook reeds in 1304 overstroomden. Deze polders worden niet meer herdijkt. Tussen 1334 en 1370 gaan grote delen van Sabbinge en Oostkerke verloren, zoals de polder Hongersdijk. Tussentijds, in 1359, komt de Zuiderlandpolder tot stand. In 1370 geeft hertog Albrecht een octrooi om herdijkingen in diverse verdronken polders uit te voeren. Oostkerke wordt dan aangeduid als de parochie "die bi oude tiden die Oostkerke gheheeten was". Op grond hiervan zal de parochie ruim te voren zijn overstroomd. De polder die in of kort na 1370 tot stand komt heet Oosterlandpolder.

      Rond 1377 verdwijnen het Westkerke-ambacht en het daarin gelegen kasteel De Piet definitief in het water. Alleen de kasteelruïne blijft decennialang als een baken in de zee staan. In 1512 ruimt een storm deze restanten op. In 1429 wordt een deel van het oude Hongersdijk opnieuw bedijkt; een nieuw gelijknamig dorp ontstaat dan. Na de overstroming van 1551 duurt het tot de totstandkoming van de Wilhelminapolder (1809) voordat grotere delen van dit gebied weer droog komen. Geringere schade richtten de overstromingen van 1464 en 1585 aan.

      In 1509 overstroomt de polder Ziguit. De bewoners van Wolphaartsdijk willen de polder opgeven, doch een privilege van Maximiliaan en Karel V uit 1509 verplicht de eilandbewoners tot een gezamenlijk herstel. Beiden kondigen een ordonnantie af voor Zuid-Beveland en Wolphaartsdijk, die zeer modern van inhoud is. Het herstel volgens de regel: "Elck sinen dike" wordt verlaten. Alle ambachten binnen een ringdijk worden verplicht evenredig mee te betalen aan het herstel en onderhoud van deze ringdijk.

      In 1516 ontstaat er op Wolphaartsdijk opnieuw schade door overstromingen. Ook in 1530, 1532 en 1552 doen zich nieuwe overstromingen voor. In 1549 zorgt een oeverval voor nieuwe herstelkosten. In 1570 rapporteert een koninklijke commissie dat het hele eiland op 20 november vrijwel geheel is overstroomd. Er zijn zes gaten in de dijken ontstaan. Ook de Westerlandpolder gaat voor honderd jaar onderwater. Door de vele overstromingen van die tijd en de gevechtshandelingen tussen Spanjaarden en Geuzen verkeert het eiland rond 1570 in een slechte toestand. De Staten van Zeeland staan in 1577 een heffing over het hele gewest toe ter ondersteuning van Wolphaartsdijk. Tien jaar later kan men daar de helft van de opbrengst van de gemene middelen gebruiken voor het onderhoud van de dijken.

      Van het middeleeuwse eiland Wolphaartsdijk, dat tot de vloeden uit de veertiende eeuw zeer uitgebreid moet zijn geweest, resteert rond 1580 slechts een klein gedeelte. Door talrijke inpolderingen groeit het daarna weer aan tot zijn oude omvang. Ten zuiden van de Oosterlandpolder ligt de Frederikspolder, vermoedelijk de oude haven van Wolphaartsdijk. In de tweede helft van de zestiende eeuw komt dit poldertje tot stand. Het westelijke deel van de oude Hongersdijkpolder wordt in 1597 herwonnen onder de naam Oost-Nieuwland-polder. Vanaf 1612 telt men een aantal jaren waarin stormschade ontstaat. Datzelfde is het geval in 1625, 1630, 1631. In het laatste jaar overstroomt de Oost-Nieuwlandpolder, zodat de vier daarin gebouwde boerderijen en de gewassen grote schade oplopen. Door afdamming van de Garnalenkreek en het Noorderdiep kan men in 1649 de Hooge Plaat inpolderen. Het nieuwe gebied krijgt de naam Heerenpolder, genoemd naar de ambachtsheren van Wolphaartsdijk. Op 4 september 1735 zorgt een dijkval in de Heerenpolder aan het zogenaamde Nieuwjaarshoofd voor grote herstelkosten.

      In 1666 overstroomt de nieuwe Westerlandpolder, die een jaar eerder tot stand is gekomen. In 1682 herhaalt zich deze gebeurtenis, waarna de Staten van Zeeland een herdijkingsoctrooi uitvaardigen. De slikken aan de zuidkant van het eiland worden in 1691 ingepolderd als de Nieuw-Sabbingepolder. Hiertoe bedijkt men een gedeelte van de Hooge Plaat, terwijl de Garnalenkreek van de Schenge wordt afgesloten. Reeds in het eerste jaar na de bedijking breekt de dijk; in 1693 volgt herdijking. Om verder dreigend gevaar voor deze polder te voorkomen wordt er in 1715 een inlaag aangelegd. Nadat in 1808 de dijk van de Nieuw-Sabbingepolder op twee plaatsen breekt duurt het tot 1821 voordat de polder opnieuw droog is. De Westkerkepolder komt in 1698 tot stand, en wordt genoemd naar het daar ooit gelegen hebbende Westkerkeambacht. In 1808 overstroomt de polder; na veertien dagen zijn de dijken weer gesloten.

      De schorren achterin de Schenge dijkt men in 1846/1847 in onder de naam Perponcherpolder, genoemd naar de eigenaren van de naburige ambachtsheerlijkheden Sabbinge, Oostkerke en de Leeuwerkepolder. Ten noorden van de Oosterlandpolder wordt de Zuidvlietpolder in 1855 ingedijkt. In 1875 komt het waterschap Sluis De Piet tot stand. Hierbij zijn aangesloten de Broeder- en Zusterpolder, de Nieuwe Kraaiertpolder, de Nieuw-Sabbingepolder, de Noord-Kraaiertpolder, de Oostpolder, de Oude Kraaiertpolder, de Schengepolder, de Westerlandpolder, de Westkerkepolder, de West-Kraaiertpolder, de Ankeverepolder en de polder 's-Heer Arendskerke. Alle wateren ze via de sluis bij De Piet uit. In 1953 sluit De Perponcherpolder zich bij het waterschap aan. De Broeder- en Zusterpolder, de Egbert Petruspolder en de Zuidvlietpolder komen respectievelijk in 1854 en in 1856 gereed. In 1874 komt in de verlande kreek van De Schenge de Schengepolder tot stand.

      Kerkelijke ontwikkeling

      In Sabbinge bouwt men in de tiende of elfde eeuw een kerk. In ieder geval is het in 1216 een parochie met een eigen kerk, als paus Innocentius III het kapittel van St. Pieter te Utrecht bevestigt in het patronaatsrecht van een aantal goederen in Zeeland. In de akte uit 1216 wordt ook Wulfarsdesdike genoemd. Tijdens de snelle toename van nieuwe parochies in de tweede helft van de twaalfde eeuw zal deze parochie tot stand zijn gekomen. Na 1216 ontstaat vervolgens de parochie Westkerke, de derde bewoningskern op het eiland Wolphaartsdijk. Vanaf die tijd gaat men de nederzetting Wolphaartsdijk aanduiden met Oostkerke. Met de namen van Oost- en Westkerke geeft men aan dat ze zijn totstandgekomen uit activiteiten vanuit Sabbinge, dat centraal op het eiland ligt.

      De middeleeuwse kerk van Oud-Sabbinge bestaat niet meer. Aan het begin van de Opstand richten de Geuzen in 1572 dermate grote vernielingen aan de kerk aan, dat het gebouw nadien niet meer voor godsdienstoefeningen kan worden gebruikt. De dorpelingen herstellen wel de toren omdat die dienst doet als baken voor de scheepvaart. Het opgelapte kerkgebouw gaat dienst doen als parochieschool. In 1805 sloopt men de toren en in 1806 het koor van de kerk. Op de vrijgekomen plaats bouwt men in 1870 een nieuwe, openbare school.

      Kort vóór 1977 wordt deze afgebroken. Tijdens archeologisch onderzoek stuit men op fundamenten van de kerk, die dan een stukje worden opgemetseld tot boven het maaiveld. Op deze wijze is een indruk te krijgen van de grootte van de kerk.

      De middeleeuwse kerk van Wolphaartsdijk gaat eveneens verloren. Ook hier houden de Geuzen deskundig huis, al wordt de kerk wat minder hardhandig aangepakt. Dit godshuis neemt men als protestants kerkgebouw in gebruik. In 1582 is Jan de Crekele de eerste Wolphaartsdijkse predikant. Een bekende predikant is in de 19de eeuw J. ab Utrecht Dresselhuis. Hij wordt predikant van de Hervormde Gemeente op 2 juni 1819 en blijft dat tot 1858. Hij is niet alleen zieleherder, maar ook schoolopziener en wetenschapsman. Tijdens zijn pastoraat komt het in 1837 tot Afscheiding in de Hervormde Kerk in Wolphaartsdijk. Na het bezoek van H.J. Budding verlaat een aantal lidmaten Dresselhuis' gemeente en sluit zich aan bij de Christelijk Afgescheiden Gemeente van Goes. In 1841 is het aantal voldoende om een aparte Wolphaartsdijkse gemeente te institueren. Deze gemeente leeft thans voort als Gereformeerde Kerk. In 1993 zijn de Hervormde en Gereformeerde kerk sterk naar elkaar toegegroeid.

      De oude, aan het begin van de zeventiende eeuw sterk gemoderniseerde, kerk van Wolphaartsdijk breekt men in 1861 af. Deze kerk, gebouwd in Neo-Byzantijnse stijl, staat op de plaats van zijn veertiende- of vijftiende eeuwse voorganger. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw komt het kerkbestuur tot de conclusie, dat het kerkgebouw zo vervallen is dat nieuwbouw de voorkeur verdient boven restauratie. Het schrijft een prijsvraag uit voor een ontwerp van de nieuwe kerk. De Amsterdamse architecten Hana en Smits zijn de winnnaars. De oude kerk wordt gesloopt. In 1861 start men met de nieuwbouw. In september 1862 wordt het nieuwe godshuis in gebruik genomen. In de kerk is een enkel restant van de ambachtsherenbank een verwijzing naar de voorganger van het kerkgebouw. Andere elementen, die naar de kerk van vroeger verwijzen, de grafzerken, bevinden zich onder de vloer. Wie de kerk betreedt, merkt op, dat de vloer hoger ligt dan het maaiveld. Dat komt omdat in het bestek voor de afbraak en nieuwbouw een bepaling voorkomt, waaruit blijkt, dat de in de kerk aanwezige grafstenen ongestoord moeten blijven liggen. De preekstoel is uitgevoerd in mahonie. Het orgel is van 1904. Orgelbouwer Van Dam te Leeuwarden plaatst het in de kerk. Het vervangt een instrument uit de jaren veertig van de vorige eeuw, dat de orgelbouwers Stulting en Maarschalkerweerd dan in de kerk plaatsen. Dat orgel doet tot op heden dienst in de kerk van Hardinxveld.

      Op 2 november 1884 neemt de Gereformeerde Kerk aan de Hoofdstraat in Wolphaartsdijk een eenvoudige zaalkerk in gebruik. Het ontwerp is van P. Dronkers te Kapelle. In de jaren zeventig wordt het interieur gemoderniseerd. Een gedenksteen in de kerk herinnert aan het eerste kerkgebouw en aan de eerste predikant, ds. W. Gardenier. Sinds enkele jaren draagt het kerkgebouw de naam " De Schutse".

      Op de plaats van de "Villa Nova", die in 1909 onder de slopershamer valt, bouwt men in 1912 het kerkgebouw van de pas opgerichte Gereformeerde Gemeente in de Villa Novastraat, naar een ontwerp van W. Bierens te Kapelle. Bij de Ramp van 1953 komt het onder water te staan. In de periode daarna wordt het kerkgebouw inwendig grondig opgeknapt.

      Sociaal-economische ontwikkeling

      Van oudsher staat de plaatselijke economie in het teken van de landbouw. Daarnaast is er de middenstand, met niet alleen bakkers, slagers en kleermakers, maar ook met wagenmakers en smeden die het belang van de agrarische sector onderstrepen. In een nieuw ingedijkte polder is koolzaad het eerste gewas dat geplant en geoogst wordt, maar verder teelt men in Wolphaartsdijk alle gewassen. Tot het eind van de negentiende eeuw maakt meekrap daarvan een belangrijk bestanddeel uit. In 1870 bouwt men zelfs een meestoof die in 1878 weer ter ziele gaat, omdat het bereiden van verfstoffen langs chemische weg goedkoper is. Tot op heden is de landbouw voor Wolphaartsdijk zeer belangrijk.

      In 1849 bouwt men een veerhuis op de dijk, nadat een jaar eerder een aanlegsteiger ter plaatse is gelegd. De gemeente heeft in het midden van de vorige eeuw als kernen het dorp Wolphaartsdijk (Oostkerke) met daarin de buurten Nazareth en de Papeweg, het gehucht Oud-Sabbinge, het buurtschap Oude Kaai bij Wolphaartsdijk, en een gelijknamig buurtschap in de Wilheminapolder. Bij het Oude Veer staat een huis met daarin twee gezinnen. Voor de rest bevinden zich in alle polders verspreid staande huizen en boerderijen.

      In 1808 laat Johannes Adriaanse aan de Molendijk een nieuwe stenen molen bouwen in plaats van de houten wind-korenmolen. Het is van oorsprong een grondzeiler, dat wil zeggen: wieken tot bijna aan de begane grond. In de periode 1893-1895 verbouwt men en verhoogt molenaar D. van Strien de molen tot een stenen bovenkruier. Die verbouw heeft te maken met een geschil omtrent het windrecht. Van Strien moet dat aan zijn buurman betalen, maar betwist dat: "Wind krijgt men van God voor niets!", aldus Van Strien. Hij wint het door hem aangespannen proces, waarop zijn buurman vlak bij de molen een bos aanplant, dat alras als windvanger fungeert, waardoor de molen niet naar behoren kan draaien. Van Strien biedt zijn buurman f. 1000,- voor het kappen van dat bos. De buurman weigert, waarop de molenaar zijn molen aanzienlijk verhoogt. De ongeveer dertig meter hoge molen werkt tegenwoordig nog steeds. J. de Visser is er molenaar.

      De diaconie van de Hervormde Kerk bouwt in 1905 een rusthuis Zorgvliet aan de oostzijde van het dorp in het Nazareth naar een ontwerp van A. le Clercq te Kruiningen. De Hervormde Kerk van Wolphaartsdijk is de opdrachtgeefster. Het pand doet tot 1970 dienst als bejaardentehuis. Thans herbergt het een galerie. In 1961 verrijst een nieuw bejaardentehuis Nieuw Zorgvliet. In 1906 komt door activiteiten van leden van de Hervormde Kerk een Christelijke Bewaarschool tot stand. In 1934 opent deze een bewaarschool met vijfenveertig kleuters in een zijvertrek van de kerk. Twee jaar later komt een kleuterschool aan het Dorpsplein tot stand. In 1908 bouwt men een school met den Bijbel aan de Papeweg. Nadien neemt het aantal leden van de Hervormde Kerk toe. De School wordt in 1957 omgevormd tot Christelijke Nationale School "Ichtusschool".

      De Zeeuwse Tramwegmaatschappij opent in 1927 het lokaalspoor op Zuid-Beveland, waarvan een lijn vanaf het Wolphaartsdijkscheveer aansluit op de lijn naar Goes. Men bouwt stations aan het Veer en bij het dorp en in de Heerenpolder komt een los- en laadplaats. Voor personenvervoer blijkt de lijn nauwelijks te voldoen. Het publiek kiest massaal voor de autobussen, die dan sterk in opkomst zijn. Al in 1934 volgt liquidatie. De Duitsers laten tijdens de bezetting grote stukken rails verwijderen.

      In 1929 bouwt men een nieuw gemeentehuis naar een ontwerp van architect H.A. Pothoven uit Amersfoort. De bouwstijl is die van de zogenaamde Delftse school. Belangrijke bouwkundige elementen zijn het bordes, het torentje, de houten kruis- en kloosterkozijnen met luiken, de glas-in-lood beglazing en het uitzwenkende schilddak. Uit het oude herenhuis dat voorheen als gemeentehuis in gebruik was verkoopt men een aantal waardevolle kunstvoorwerpen, zoals kamerbeschilderingen en schoorsteenstukken. Grotendeels vinden deze hun weg naar antiquairs. Achttiende-eeuwse stoelen worden overgegracht naar het museum te Vlissingen. Een fraaie deuromlijsting uit dezelfde periode bevindt zich thans in de collectie van het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland te Goes.

      De bezetting en de bevrijding laten betrekkelijk weinig sporen na. Op 23 februari 1945 gaat de openbare lagere school te Wolphaartsdijk door onvoorzichtigheid van de daar ingekwartierde Engelsen in vlammen op. In 1947 kan de schooljeugd de nieuwe Wilhelminaschool aan de Oostkerkestraat betrekken.

      In de stormramp van 1953 wordt vrijwel het gehele voormalige eiland door de zee overspoeld. Twaalf mensenlevens en veel materiële schade zijn hiervan het trieste resultaat. Het voormalige kasteel van de heren Van Sabbinge, het Hooge Huis, wordt door de gemeente aangekocht in 1959. Omdat er geen goede bestemming voor gevonden kan worden verkoopt men het weer, waarna een particulier het grotendeels in oude luister herbouwt.

      In 1960 komt de eerste fase van het Drie-eilandenplan, onderdeel van de Deltawerken, tot stand. Tussen Kats en Katseveer wordt een dam gelegd. In 1961 volgt de afsluiting van het Veersegat, waardoor het Veerse Meer ontstaat en de eilanden Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland en Wolphaartsdijk met elkaar worden verbonden.

      Recreatie en milieu

      Vanaf het begin van de jaren zestig doet de recreatie zijn intrede in de gemeente. Tal van voorzieningen op en aan het Veerse Meer worden getroffen in de vorm van jachthavens en recreatieterreinen. In 1964 komt een gemeenschappelijke regeling Het Veerse Meer tot stand, waarin acht gemeenten en de provincie gezamenlijk de belangen van dit recreatiegebied behartigen.

      Het (dag)toerisme is sinds de totstandkoming van het Veerse Meer ook van veel belang. Tot het grondgebied van Wolphaartsdijk behoren de recreatiegebieden "Schelphoek"  en "De Piet" voor dagtoeristen. Er is een bungalowpark en er zijn drie campings. Alhoewel de recreatieve druk op Wolphaartsdijk in de zomer groot is, kent het voormalige eiland gelukkig nog voldoende stiltegebieden. Vele dijken of delen daarvan zijn inmiddels bezit van de Stichting Het Zeeuwse Landschap die zorgt voor instandhouding van de voor Zuid-Beveland typerende dijkflora. De Westerschenge ligt nogal geïsoleerd in grootschalig polderland. Op slechts enkele plaatsen grenst deze kreek aan de openbare weg, hetgeen de rust ten goede komt. Dit gebied is rijk aan broedvogels, waaronder de bruine kiekendief, de kleine karekiet en de rietzanger. 's Winters verblijven er rietganzen en kleine zwanen.

      Ten zuiden van Wolphaartsdijk ligt de Weel in de Heerenpolder. De oude kreekloop is in het landschap goed herkenbaar. Het hele jaar door verblijven er veel watervogels, zoals de fuut, de tafeleend en de kuifeend. Ook grutto's, kluten en kemphaantjes komen er voor. De weilanden, die eveneens eigendom zijn van de Stichting Het Zeeuwse Landschap worden niet bemest. Daardoor is er een rijke plantengroei aanwezig. Het uitgestrekte Veerse Meer biedt in de winter veel vogels voedsel en beschutting.

      Geraadpleegde literatuur

      J. van der Baan, Wolfaartsdijk, geschetst als eiland en ambachtsheerlijkheid, als burgerlijke en kerkelijke gemeente van de vroegste tijden tot op heden. Goes, 1866.

      Allie Barth en Frank de Klerk, De toponymie van Wolphaartsdijk. Goes 1993.

      C. Dekker, Zuid-Beveland. De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de Middeleeuwen,. Assen, 1971.

      M. van Hoogstraten, De molens van Zeeland. Middelburg, 1972.

      M.H. Wilderom, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken, deel III, Midden-Zeeland. Middelburg 1968.

      Documentatiedossier gemeentearchief Goes, nr. 66, Gegevens betreffende Wolphaartsdijk.

  •  Lotgevallen van het archief en verantwoording van de inventarisatie
    • De oudste maatregelen die met zorg voor het archief te maken hebben dateren in Wolphaartsdijk, voor zover bekend, uit 1811. In dat jaar stelt Pieter Ossewaarde, vrederechter in het kanton Goes, een inventaris op van het rechterlijk archief van Wolphaartsdijk. Dit gebeurt in opdracht van de Préfect van de Monden van de Schelde (inv.nr. 17). Kort daarop vordert de departementale overheid de stukken. Deze archiefstukken neemt Lasonder later op in zijn inventaris van de Rechterlijke Archieven Zeeuwse Eilanden. In andere plaatsen neemt de overheid in 1811 de kerkelijke doop-, trouw- en begrafenisboeken in beslag om een begin te kunnen maken met de opbouw van de burgerlijke stand. Dit gebeurt ook te Wolphaartsdijk: men neemt op het gemeentehuis vier doopboeken vanaf 1635, drie trouwboeken vanaf 1635 en een lidmatenregister in ontvangst (VdBaan, 101). Deze boeken blijven ruim een eeuw in het gemeentehuis liggen. Wolphaartsdijk draagt pas in 1923 haar registers over aan de provincie. In mei 1940 verbranden deze stukken bij het bombardement op Middelburg. Het rechterlijk archief omvat de neerslag van de juridische handelingen in Wolphaartsdijk en Oud-Sabbinge. Daarnaast treft men hierin ook het archief van de weeskamer aan.

      Bestuurlijke en huishoudelijke zaken blijven onder het parochie-, later dorps-, nog later gemeentebestuur berusten. De neerslag van deze overheidsadministratie wordt in deze inventaris beschreven. Vóór het jaar 1800 is het archief slechts fragmentarisch bewaard gebleven. Uit deze tijd resteren wat omslagen met correspondentie. Opmerkelijk is de relatief grote collectie stukken over de gebeurtenissen rond 1747.

      In de eerste helft van de 19de eeuw treedt er een aanzienlijke vemenging van stukken op van de familie Lenshoek en de gemeente. Diverse leden van deze familie bekleden uiteenlopende functies. Zo is E.P. Lenshoek in 1810 secretaris, van 1813-1815 notaris te Colijnsplaat en van 1815-1864 notaris te Wolphaartsdijk, verder is hij van 1817-1853 schout/burgemeester en van 1853-1863 raadslid en wethouder. C.P. Lenshoek is van 1862-1882 burgemeester. In het archief van de familie Lenshoek, in bewaring gegeven aan het gemeentearchief Goes, zaten diverse stukken die tot het archief van de gemeente behoren. Deze zijn overgebracht naar het archief van de gemeente.

      Nadat in 1827 gedeputeerde staten de gemeentesecretarissen ten plattelande verplichten tot het bijhouden van archiefinventarissen stelt de Wolphaartsdijkse secretaris dergelijke lijsten op. Eén secretaris mag in het kader van de archiefzorg niet ongenoemd blijven: Bastiaan de Regt. In 1843 wordt hij benoemd bij de gemeente Wolphaartsdijk. Tevoren is hij kantoorschrijver. De Regt maakt in zijn dertigjarige carrière veel werk van zijn administratie. In zijn tijd begint een serie uitvoerige toegangen op de correspondentie en de notulen van B. en W.- en raadsvergaderingen. Verder leeft hij zich uit in statistische bewerkingen van de bevolkingsregisters. Daarnaast stelt hij een aantal archiefinventarissen samen. Deze lijn van zorg voor de administratie trachten zijn opvolgers zo goed en zo kwaad dat gaat te volgen.

      Opmerkelijk is de serie toegangen op de correspondentie van burgemeester en wethouders en de burgemeester afzonderlijk. In de periode 1910-1932 hanteert men drie opvolgende systemen met trefwoorden. Voor een juist gebruik van deze systemen zijn de trefwoordenlijsten als bijlagen achter de inventaris opgenomen. Vanaf het midden van de vorige eeuw maakt het archief een redelijke indruk. Inventarissen van het archief vanaf 1843 en verder noemen slechts enkele stukken van vóór 1800: de doop- en trouwboeken vanaf 1635 bijvoorbeeld. Vermoedelijk is het oude archief al in de Franse tijd grondig opgeruimd. Vanaf secretaris De Regt is het archief opgebouwd volgens het notulenstelsel (vergaderagendastelsel). Hieraan is niet steeds strikt de hand gehouden, zodat bij de inventarisatie wat stukken zijn teruggebracht in de series correspondentie.

      De gemeente sluit zich in 1933 aan bij het Registratiebureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Vanaf dat jaar werkt de administratie met de VNG-code. In 1950 en 1951 gaat de gemeentesecretaris over tot het vernietigen van een aantal dossiers die, naar huidige maatstaven, behouden hadden moeten blijven. Stukken over evacuatie, distributie, luchtbescherming, arbeidsdienst, werklozensteun, werkverschaffing, arbeidsbemiddeling, Duitse bezetting, strafbeschikkingen en politionele waarschuwingen, politie, geallieerde bezetting en landsverdediging verdwijnen in 1950. Slechts een proces-verbaal van vernietiging resteert. De Februariramp van 1953 tast het archief van de gemeente, dat bewaard wordt in een kelder van het gemeentehuis, behoorlijk aan. Op 12 februari sturen B. en W. 26 kisten archiefmateriaal naar N.V. Samsom te Alpen aan den Rijn ter droging. Tegelijkertijd gaan 12 kisten mee met archieven van diverse polders en van de hervormde kerk. Burgemeester Van Oeveren stuurt privé twee delen Jacob Cats mee. In april zijn de stukken weer terug. Voor het grootste deel zijn deze bescheiden bij de laatste inventarisatie aangetroffen. Duidelijk waarneembaar is bij deze stukken de waterschade.

      De eerste moderne inventarisatie van het oud-archief is van de hand van G. Stadermann, een duizendpoot op archivistisch gebied die van bijzonder veel Zeeuwse gemeente- en polderarchieven inventarissen heeft geproduceerd. In 1960 komt zijn inventaris van Wolphaartsdijk tot stand. Hij beschrijft het archief van het gemeentebestuur (gedeelte A) onder 19 hoofdstukken, waarbij de afdeling Varia (XIX) uiteraard niet ontbreekt. Afdeling XVII betreft de armenzorg. In de nieuwe inventaris van de gemeente is het archief van het Burgerlijk Armbestuur afzonderlijk beschreven. Onder B neemt hij het archief van de ambtenaar van de burgerlijke stand op, zijnde één bladzijde, en onder C noemt hij achtergelaten of gedeponeerde archieven. Het eerste is van de "sécretaire de la justice". De stukken die hiertoe behoren zijn in de inventaris opgenomen.

      Overige gedeponeerde archieven zijn dat van de eigenaren van de meestoof "De Eendracht" en van de sociëteit "Nut en Genoegen". Deze archieven zijn eerder reeds afzonderlijk geïnventariseerd, los van deze. Per 1 januari 1970 wordt de gemeente Wolphaartsdijk opgeheven. De statische en semi-statische archieven vehuizen op een onordelijke wijze naar het vroegere gemeentehuis te 's-Heer Arendskerke. Bij gebrek aan archiefrekken worden de stukken opgestapeld. Het dynamisch archief komt op de zolder van het stadskantoor van de nieuwe gemeente Goes te liggen. Ook dit archief bevindt zich in een zeer slechte toestand. zowel materieel als met betrekking tot de wijze waarop met het archief wordt omgesprongen, zo bericht de waarnemend chef Interne Zaken aan de gemeentesecretaris. Volgens hem zijn uit tal van dossiers stukken gescheurd, die niet in "Goese"  handen mochten vallen. Dit blijkt uit vele papierresten die nog in de mappen zitten.

      In 1970 stelt gemeentearchivaris L.J. Abelmann een supplementinventaris samen van stukken uit de periode 1811-1970. Hierin volgt hij de hoofdstukkenindeling van Staderman. Series zoals notulen, begrotingen, rekeningen en dergelijke worden in dit supplementen opgenomen. Dossiers die volgens de VNG-code zijn gevormd blijven voorlopig nog bij de afdeling Interne Zaken van de nieuwe gemeente Goes. Voor het raadplegen van het archief dient vanaf dat moment zowel de inventaris-Stadermann als het supplement-Abelmann te worden gehanteerd.

      Studiezaalambtenaar H. Uil is de volgende die zich met het archief van de gemeente Wolphaartsdijk bezighoudt. Nadat in 1975 het code-archief naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats is overgebracht maakt hij in 1976 hiervan een inventaris. Daarbij stelt hij vast dat in veel dossiers stukken van vóór 1933, het jaar van de invoering van de VNG-code te Wolphaartsdijk, zijn opgenomen. In de jaren dertig heeft men een gedeelte van het archief dat volgens het notulenstelsel werd gevormd omgewerkt naar de VNG-code. Uil spreekt de aanbeveling uit dat bij latere inventarisaties deze archivistische fouten dienen te worden hersteld. Uil's inventarisatie, feitelijk een magazijnlijst, noemt het archiefrek waar de stukken staan, gevolgd door een codenummer. Verder staan hier diverse stukken die tot archieven van instellingen, commissies en dergelijke behoren.

      J.G.P.C. van Tiggelen is de volgende die het archief van Wolphaartsdijk te lijf gaat. In het kader van zijn opleiding aan de Rijksarchiefschool vervaardigt hij in 1976 een inventaris van het archief tot 1933. A.L.M. van Heijst herinventariseert in 1983 de stukken uit de periode 1933-1969. Hij doet dit voor zijn opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer. Dit project kost hem door zijn drukke werkzaamheden bij de afdeling Interne Zaken van de gemeente Goes veel moeite en tijd. De omvang van dit deel van het archief brengt hij door vernietiging van 23 tot 14 meter terug. Vernummeren en verpakken van de stukken blijft goeddeels achterwege zodat de toegankelijkheid van het archief niet optimaal is. Enkele jaren later begint A.J. Barth, dan adjunct-gemeentearchivaris, aan een herinventarisatie van het hele archief, inclusief dat van het Burgerlijk Armbestuur. Ook deze plannen stranden. In 1989 begint F.H. de Klerk met een overall-inventaris. Hiervoor worden alle stukken uit de verschillende lijsten en inventarissen bij elkaar gevoegd. De indeling van de nieuwe inventaris, die hopelijk een lange reeks van jaren zal voldoen, is gebaseerd op de Basisarchiefcode, zoals dat bij het gemeentearchief Goes gebruikelijk is. Uiteindelijk resulteerde dit in deze inventaris.

      Frank de Klerk, december 1993.

  •  Aanwijzingen voor de gebruiker
    • Volgens de Archiefwet 1995 moeten archiefbescheiden die voor blijvende bewaring in aanmerking komen, na 20 jaar naar de archiefbewaarplaats worden overgebracht. Deze archiefbescheiden worden met die overbrenging direct openbaar en voor iedereen te raadplegen.

      Als het nodig is dan kunnen B&W als zorgdrager hieraan echter beperkingen stellen op bepaalde gronden die uitdrukkelijk genoemd worden in de Archiefwet. Openbaarheidsbeperkingen kunnen worden gesteld onder artikel 15, eerste lid van de Archiefwet, voor een beperkte geldigheidsduur (hoogstens 75 jaar) en op de volgende drie specifieke gronden:

      • de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

      • het belang van de Staat en zijn bondgenoten;

      • het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokkenen of derden.

      Beperkingen aan de openbaarheid kunnen onder de Archiefwet alleen door de zorgdrager van de archieven worden gesteld. In de praktijk doen B&W of de gemandateerde dit in overleg met de andere gemeentelijke organen. Voor openbaarheidsbeperkingen langer dan 75 jaar heeft de zorgdrager een machtiging nodig van Gedeputeerde Staten.

      Er zijn daarnaast ook wettelijke uitzonderingen op de termijn of de toepasbaarheid van de overbrenging van archiefbescheiden naar een archiefbewaarplaats. Zo worden voor de akten van de Burgerlijke Stand langere overbrengingstermijnen gehanteerd in het Burgerlijk Wetboek (Boek 1, artikel 17a, tweede lid): geboorten na 100 jaar, huwelijken en geregistreerde partnerschappen na 75 jaar en overlijden na 50 jaar. Deze akten zijn daarom wettelijk beperkt openbaar.

      Alle stukken van dit archiefrechtelijk 'overgebrachte' archief zijn in principe openbaar,met uitzondering van een gedeelte van de akten van de Burgerlijke Stand (akten van geboorte en huwelijk), de gezinskaarten, de persoonskaarten, de personeelsdossiers en stukken over de bedeling van armlastige personen. Deze categorieën archiefbescheiden worden niet ter inzage gegeven.

      De gebruiker van deze toegang dient bij verwijzing hiernaar in publicaties tenminste één keer de volledige naam ervan te vermelden:

      NL-GsGA-1.1-015, inventaris van de archieven van de gemeente Wolphaartsdijk, 1699-1969, inventarisnummer ...

      Verder kan worden volstaan met: Archieven gemeente Wolphaartsdijk, 1699-1969, inv.nr. ...

  •  Hele toegang