Detail Archief

Detail Archief

Overheids- of particulier archiefOverheid
Rubriek archievenoverzicht1.1 Lokaal bestuur
Code en naam archief013 Gemeente Kloetinge
Datering archief1570 - 1969
Naam en bestaansperiode archiefvormerGemeentebestuur van Kloetinge, 1570-1969
Code en titel toegangNL-GsGA-1.1-013, Inventaris, de archieven van de gemeente Kloetinge, 1570-1969, Goese Inventarissen nr. 13
Openbaarheidsbeperking(en)Huwelijksakten jonger dan 75 jaar beperkt openbaar / Personeelsdossiers beperkt openbaar / Gezinskaarten beperkt openbaar / Geboorteakten jonger dan 100 jaar beperkt openbaar / Persoonskaarten beperkt openbaar

  •  Geschiedenis van de archiefvormer
    • De gemeente Kloetinge hield op te bestaan op 1 januari 1970. Het grondgebied werd op die datum bij de nieuwe gemeente Goes gevoegd. In het noorden grensde de gemeente aan de Wilhelminapolder en het voormalige Goese diep, in het oosten aan de gemeenten Kattendijke en Kapelle, in het zuiden aan de gemeente ’s-Gravenpolder en in het westen aan de gemeenten ’s-Heer Abtskerke en Goes. Het wapen van Kloetinge bestaat uit 3 blauwe lelies in goud. De lelies zijn waarschijnlijk afgeleid uit de verwantschap van de ambachtsheren van Kloetinge met het Huis van Borssele, aangehuwelijkt aan het Bourgondische Huis.

      De gemeente bestond uit de dorpskern Kloetinge en de gehuchten Abbekinderen, Blaemskinderen, Bordelot, de Groe, ’ s Heer Elsdorp, Mannee, Tervaten en Waenskinderen.

      Omtrent de oorsprong van de naam Kloetinge zijn een aantal theorieën ontwikkeld. Ten eerste zou de naam Kloetinge afgeleid zijn van de naam "Kloot". Volgens het Topografisch Woordenboek voor België en Nederland door M. Gijseling zou Kloetinge afgeleid zijn van "Klotingja". "Klota" is Germaans voor bol of rond voorwerp. Het dorp Kloetinge ligt inderdaad op een ronde verhevenheid.

      De naam Kloetinge wordt ook in verband gebracht met de vliedbergen. Verheye van Citters denkt echter weer aan de Cloete, de opwas waar men de Kloete of boom gebruikt om schepen voorbij te duwen.

      De uitgang -inge zou ook op een waternaam kunnen duiden. Ook zou de naam nog afgeleid kunnen zijn van "'Kloetelingen". Dit zijn speciaal gestoken schorzoden van groot formaat, afkomstig van buitendijkse gronden, de schorren. Ze worden voor 1860 in Zeeland gebruikt al of niet in combinatie met brikken voor het uitvoeren van eenvoudige zinkwerken.

      Bewijzen zijn hier echter niet voorhanden. De naam "Kloetelingen" komt voor in het testament van Adriaan Bommenee. Volgens Rentenaar, in zijn artikel in "Archief 1992" van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, moet de naam gekarakteriseerd worden als "plaats, die gekenmerkt wordt door een verhevenheid". Deze verklaring benadert de waarheid wellicht het dichtst.

      De stichting van het dorp Kloetinge zal van omstreeks de dertiende eeuw dateren. Er is dan een tijdelijke verblijfplaats voor schaapherders, komende van Walcheren of Noord-Beveland. Deze weidden tijdens de zomermaanden hier hun schapen. In het najaar vertrekken ze dan weer naar veiliger plaatsen. Oele komt tot deze conclusie na archeologisch onderzoek.

      Dekker daarentegen in zijn dissertatie over Zuid-Beveland komt tot een heel andere conclusie. Volgens hem moet Kloetinge al vanaf de 10e eeuw permanent bewoond zijn. De eerste bewoningsplaats zal dan wel niet al te groot zijn geweest: ongeveer vijftig meter in doorsnede. Meer dan één familie zal hier ook wel niet gewoond hebben. De woonomstandigheden van wat dan Kloetinge is, zijn verre van ideaal. De behuizing is zeer simpel, mens en dier wonen onder een dak. De bewoners vestigen zich in het zogenaamde oude kernland.

      Door het indijken van nieuw gewonnen land en het totstand brengen van verbindingen met ander vaste kernen komt men geleidelijk tot vergroting van het gebied. Deze kernlanden zijn echter in het begin geheel niet of onvoldoende bedijkt. Toch moeten de mensen zich tegen het water beschermen. Dit doet men door kunstmatige verhogingen of vliedbergen op te werpen. Ook de Kloetingenaren werpen zulke verhogingen op om zichzelf en hun vee tegen het water te beschermen.

      Tegenwoordig vindt men in de dorpskern nog maar één vliedberg. Er moeten er echter meer in Kloetinge geweest zijn. Vastgesteld is dat er een vliedberg lag in de buurtschap Sint Maarten in de Groe, bij de hofstede Blaemskinderen, aan de Kapelseweg tegenover de hofstede Den Berg, in het buurtschap ’s-Heer Elsdorp, aan het Bergpad bij het Valckeslot en in Abbekinderen. Uit onderzoek blijkt verder, dat Abbekinderen reeds in de elfde of twaalfde eeuw vrij intensief bewoond moet zijn geweest.

      Kloetinge is een ambachtsheerlijkheid. In 1216 is er voor het eerst sprake van Kloetinge en wel in een charter van het kapittel van Sint Pieter te Utrecht. Het wordt hier genoemd onder de goederen van datzelfde kapittel. Kloetinge behoort tot de grootste van de heerlijkheden en ambachten van het grondgebied van het Waterschap de Brede Watering Bewesten Yerseke. De heerlijkheid is reeds vroeg in het bezit van het geslacht van Borsele.

      In 1481 komt het in het bezit van het geslacht van Brederode, doordat Walraven van Brederode huwt met Margaretha van Borsele. Door vererving blijft Kloetinge tot het jaar 1700 in handen van deze familie. In 1702 wordt de heerlijkheid gekocht door Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet. In 1765 komt deze in handen van Mr. Willem van der Bilt, inwoner van Kloetinge. Die houdt haar in bezit tot 1843. Dan overlijdt hij en wordt ze gekocht door de voogden van de toen minderjarige Johan Cornelis Patijn. Het ambacht behoort nog steeds toe aan deze familie. De huidige ambachtsvrouwe is mevrouw van Dijk-Van ’t Velde.

      Het plaatselijk bestuur van de heerlijkheid Kloetinge bestaat uit schout en schepenen. Deze worden benoemd door de ambachtsheer. Ook de secretaris, de kerk- en armmeesters, de schotters, de veld-en pluimgraven, de schoolopzieners, de keurmeesters van vis en vlees en de schepenboden worden door de ambachtsheer benoemd. Ook in de kerkelijke colleges heeft hij een stevige vinger in de pap. Als regel bezit hij daarin twee stemmen. De ambachtsheer stemt mee over het beroepen van een dominee.

      De schout is de plaatsvervanger van de ambachtsheer en heeft als belangrijkste taak de rechtspraak in het ambacht. Hij werd bijgestaan door waarschijnlijk zeven schepenen en één secretaris. Hij was behalve gerechtsofficier ook inner van de grafelijke inkomsten in zijn gebied. Voornaamste inkomsten was het schot, een belasting, die drukte op de grond. De ambachtsheer was verantwoordelijk voor de betaling over ieder schotbaar gemet in zijn ambacht. Wanneer de grond in hun bezit was, betaalden zij de belasting, na verloop van tijd werden de geërfden, degene die de grond pachtten van de ambachtsheer. Er waren ook stukken schotvrij land, de zogenaamde vronen, die de ambachtsheer door de graaf toegewezen kreeg. Het geïnde geschot werd door de ambachtsheren afgedragen aan de rentmeester Beoosten- en Bewestenschelde. Deze verzamelde het en droeg het af aan de graaf. Wanneer er wanbetalers waren, bezat de ambachtsheer de panding, dit wil zeggen, dat hij beslag kon leggen op de goederen van de nalatigen. Bij edellieden gebeurde dit echter niet, hier kon men volstaan met een boete.

      In 1794 werden al deze rechten met de komst van de Fransen afgeschaft, onder het mom van ”Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap". In deze tijd gaat het plaatselijke bestuur bestaan uit de maire en de municipale raad. Nadat de Fransen in 1814 voorgoed verslagen zijn, werden de heerlijke rechten niet meer betaald. Symbolisch is er dan nog wel een ambachtsheer. Vanaf deze tijd treedt er een college van schout en assessoren op, later burgemeester en assessoren, verband houdende met het onderscheid dat in bestuuurlijke zin gemaakt werd tussen stad en platteland. Met de inwerkingtreding van de gemeentewet van1851 verviel dit verschil. Het plaatselijke bestuur van de gemeente bestond toen uit de gemeenteraad als hoofd, gekozen door de inwoners, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. De wethouders werden gekozen door de leden van de gemeenteraad, terwijl de burgemeester steeds voor een termijn van zes jaar werd benoemd door de Kroon. Als regel volgde herbenoeming voor een nieuwe termijn van zes jaar. 

      In de elfde en twaalfde eeuw groeit de woonkern Kloetinge een weinig naar het oosten uit. Dan begint men ook met de bedijking van het gebied. Belangrijk is de aanleg van de Kattendijkse Dijk of Oude Zeedijk. Deze is aangelegd onder leiding van de monniken van Ter Doest. Echter de preciese ligging van deze dijk is niet meer na te gaan door het gebrek aan geschreven bronnen. Door deze bedijkingswerkzaamheden neemt het aantal overstromingen af en kan Kloetinge uitgroeien tet een welvarend dorp. Tet aan de zestiende eeuw stijgt de welvaart ondanks dat er toch nog overstromingen zijn. Denk maar aan de overstromingen van 1530 en 1532, die hele gebieden onder water zetten. Uit een verslag van deze tijd weten wij, dat het gebied rond Goes onder water staat.

      In deze eeuwen neemt door de welvaart het dorp in omvang toe. Economisch gezien is de hoofdbron van bestaan de schapenteelt. De akkerbouw begint zich in deze tijd te ontplooien, door dat het gebied bedijkt werd. De hogere dijken bieden immers een betere bescherming tegen de zee. De graanproduktie werdt zo hoog, dat het de plaatselijke consumptie overtreft en men besluit dan ook het overschot naar de weekmarkt in Goes te brengen.

      Er werden nu ook molens gebouwd in Kloetinge. In 1451 heeft men vier molens in Kloetinge en in 1453 komt er nog een bij. Deze molens zijn allemaal in het bezit van de ambachtsheer, de heren van Borsele, wonende op het Kasteel Zandenburg te Veere. Deze heeft hier goede inkomsten uit. Tegenwoordig is er van dit aantal molens nog slechts één over, staande aan de Oostmolenweg.

      Een ander teken van welvaart is de imposante kerk, waaraan men omstreeeks 1250 begon te bouwen. Eerst is er nog maar een houten kapel. Deze wordt later vervangen door een uit bakstenen opgetrokken kapel. Deze stenen kapel wordt in de loop der eeuwen uitgebouwd tot het majestueuze kerkgebouw, dat wij nu nog kennen en dat het dorpsbeeld van Kloetinge bepaalt. De oude kapel is nog terug te vinden in het noorder-bijkoor, waarin men ook nog een restant van de zogenaamde Scheldegotiek aantreft. Wat hier nog meer opvalt, is de merkwaardige venstertracering. Een verklaring hiervoor is moeilijk te geven, maar wij kunnen uitgaan van de volgende hypothese. In de middencirkel zou de beeltenis van Christus hebben gestaan en in de vier omringende cirkels de beeltenissen van de vier evangelisten Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes. De ronde vormen doen romaans aan. Het bijkoor en het hoofdkoor dateren uit de dertiende eeuw.

      Het schip van de kerk dateert uit de vijftiende eeuw en was oorspronkelijk driebeukig. Dit is in 1500 vervangen door één beuk. In 1494 wordt de toren voltooid en bereikt dan zijn hoogte van vijfenzestig meter. De verbinding van de toren wordt in 1525 voltooid. De kerk wordt gewijd aan Sint Geertruida. Na de Reformatie is er in 1578 de eerste hervormde eredienst door een predikant uit Goes. In 1586 krijgt Kloetinge zijn eerste eigen predikant Gunthier Aldegonde Damman. Hierna komt de Hervormde kerk van Kloetinge tot bloei. Tot op de dag van vandaag heeft Kloetinge een eigen predikant.

      De tweede helft van de zestiende eeuw is voor Kloetinge een tijd van veel leed. Dit komt door de staatkundige en godsdienstige troebelen en de daarop volgende tachtigjarige oorlog. Degene, die behoorden tot de laagste inkomensklasse kregen het zeer zwaar te verduren en leden veel armoede. Daar kwam nog bij, dat Goes en Zuid-Beveland uit strategisch oogpunt zeer belangrijke gebieden waren. Wanneer Goes en Zuid-Beveland namelijk in handen van de Prins zouden vallen, dan waren Middelburg en het eiland Walcheren voor de Spanjaarden verloren. Deze wilden dit tegen gaan en de inwoners van Zuid-Beveland, dus ook van Kloetinge kregen inkwartiering van Spaanse soldaten. Het verblijf van de soldaten is een zeer hoge kostenpost. Kloetinge moet hiervoor achtduizend gulden betalen.In 1572 kwam er nog bij dat Kloetinge tot tweemaal toe werd platgebrand door het oorlogsgeweld. In februari 1577 komt door de overlast van de Spaanse soldaten een eind. Goes en Zuid-Beveland gaan over naar de Prins. Nog tot in de zeventiende eeuw echter blijft de tachtigjarige oorlog voor overlast zorgen. 

      Kloetinge heeft altijd een rijk cultureel leven gekend. In de vijftiende eeuw heeft men in dit dorp al een kamer van Rhetorica of Rederijkerskamer. Deze komen oorspronkelijk uit Frankrijk en zijn ingericht als gilden. Door het uiten van ketterse gevoelens neemt de overheid later maatregelen tegen de kamers. Sinds 1546 wordt het de kamers dan ook verboden godsdienstige zaken te behandelen. Hierdoor verdwijnen er vele. 

      Ook kent Kloetinge een schuttersgilde, het Sint Sebastiaans of Handbooggilde, dat nu nog bestaat. In de loop der eeuwen houdt men in Kloetinge een bloeiend verenigingsleven in stand. In dezelfde periode blijkt uit de rekeningen, die zich in het dorpsarchief bevinden, dat er een gasthuis in Kloetinge staat. Wanneer dit gesticht wordt, is niet bekend.

      Er staan in deze tijd ook tweee stenen huizen in het oude Kloetinge. Eén van die huizen, staande in het Zuidambacht, is eigendom van de voorouder van Mattheus Smallegange, schrijver van de Cronyk van Zeeland. Dit huis is omstreeks 1560 afgebrand. Het ander rmoet gestaan hebben achter de tegenwoordige boerderij Ravenstein aan het Noordeinde. Hiermee is hoogstwaarschijnlijk de plaats van het verdwenen Slot Ravensteyn, de residentie van de heren van Kloetinge, vast komen te staan.

      In de zestiende en zeventiende eeuw waren de middelen van bestaan vooral de landbouw en de zoutwinning. Deze industrie floreert tot in de zestiende eeuw. Na deze tijd begint de achteruitgang. De reden hiervoor is de overschakeling op het raffineren van baaizout uit Spanje en Portugal. Een even belangrijke reden voor het verval van deze industrie is het verbod tot "darink delven" of "moeren", uitgevaardigd door Karel V in 1515. De industrie is niet van gevaar ontbloot en is met name desatreus voor de dijken en het achterliggende land. In het landschap van Kloetinge is nog steeds duidelijk te zien dat er ooit gemoerd is. Ook in de oude namen komt deze nijverheid terug, bijvoorbeeld in het Moerweegje, de Moerput en de Hoge Moer.

      Een andere vorm van industrie in Kloetinge is het leerbewerkingsbedrijf, vooral schoenmakerijen. Deze industrie is gesitueerd rond de Nieuwstraat, later Jachthuisstraat. Bij archeologisch onderzoek zijn in deze buurt namelijk veel leerresten gevonden. 

      Een scala aan landbouwprodukten wordt in deze tijd in Kloetinge verbouwd. Het is dan ook een overwegend agrarisch dorp, met meekrap en boekweit als belangrijkste landbouwprodukten. De teelt van boekweit kan men aflezen aan het aantal molens dat er in deze tijd is gebouwd. In de negentiende eeuw verandert er echter heel wat in agrarisch en economisch opzicht in Kloetinge. Er vindt een verschuiving plaats van het telen van graan naar het telen van andere produkten, zoals aardappels en suikerbieten. Dit komt door de landbouwcrisis, die optreedt in de negentiende eeuw. In deze tijd begint men ook met de teelt van fruit. Kloetinge begint kersen naar Engeland te transporteren.

      Rond 1900 heeft de landbouw een heel ander karakter dan in de voorgaande periode. De meekrapteelt is al meer dan dertig jaar verdwenen door de uitvinding van synthetische verfstoffen. Door de ruilverkaveling, die in de twintigste eeuw wordt doorgevoerd, doet zich een belangrijk verbetering in de bedrijfsvoering voor.

      De aanleg van de spoorlijn Bergen op Zoom-Vlissingen leidt tot opheffing van het isolement van Zuid-Beveland en Walcheren. Kloetinge profiteert hier ook van, net als van de sterke verbetering van het wegverkeer. Aan het eind van de negentiende eeuw verkeren nog vele wegen in slechte staat. In de loop van de twintigste eeuw verbetert dit. Omstreeks 1975 is Rijksweg 58 geheel in dubbelbaansuitvoering gereed gekomen. Door al deze betere verbindingen gaan steeds meer mensen buiten Kloetinge werken en verliest het dorp zijn agrarische karakter.

      Hoe Kloetinge er stedebouwkundig heeft uitgezien in het begin is niet te achter halen. In de vijftiende eeuw moeten er poortgrachten in Kloetinge zijn geweest. Ze worden genoemd in de dorpsrekeningen van die tijd. Deze grachten hebben bestaan tot het einde van de zeventiende eeuw. Het Marktveld is dan ook al aanwezig. Het ziet er echter anders uit, omdat er muren met torentjes om de vate zijn gebouwd. Op het Marktveld bevindt zich ook het vishuis, waar de vis verhandeld werd. Dit is in de loop der eeuwen afgebroken. Het beeld van Kloetinge zal in de achttiende eeuw niet veel veranderd zijn in vergelijking met de zeventiende eeuw. Er zijn wat huizen bijgebouwd. In de tweede helft van de achttiende eeuw verrijst het fraaie ambachtsherenhuis aan het Kerkplein.

      In de negentiende eeuw begint het dorp pas goed te groeien. In 1831 telt Kloetinge zevenhonderzevenzestig inwoners, in 1869 duizendnegenentachtig. Het dorp krijgt dan ook behoefte aan uitbreiding. Er worden scholen bijgebouwd of vergroot om het aantal leerlingen te kunnen herbergen. Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad verhuizen naar een groter gebouw. De ontwikkeling van het dorp neemt nu een vogelvlucht.

      Na 1900 is er sprake van een snelle bloei. Hiervoor is een aantal redenen aan te geven. Kloetinge krijgt nu een woonfunctie voor mensen, die elders werken. Door het milde belastingklimaat vestigen steeds meer gegoede Goesenaren zich in Kloetinge. Het dorp krijgt dan ook de bijnaam "Het Wassenaar van Zeeland". Ook de bovengenoemde verbeteringvan de verkeersmiddelen leidt tot bevolkingsaanwas.

      Een uitzondering op de bevolkingstoename is het jaar 1940. Niet door de oorlogsomstandigheden raakt Kloetinge inwoners kwijt, maar door een wijziging van de gemeentegrens. Na jaren vechten met de gemeente Goes verliest Kloetinge eenennegentig ha met met zeshonderd inwoners aan diezelfde gemeente Goes. De in 1930 aangelegde Patijnweg, genoemd  naar de ambachtsheer, evenals de huizen aan de Kloetingseweg en de ’s-Gravenpoderseweg komen aan Goes. De pogingen, die in de jaren dertig door de gemeente Goes ondernomen worden om de gehele gemeente Kloetinge in te lijven worden in 1969 bewaarheid. In de jaren dertig heeft Kloetinge Goes nog van het lijf weten te houden. Per 1 januari 1970 wordt Kloetinge echter gedwongen opgenomen in de nieuwe gemeente Goes en is dus vanaf die datum geen zelfstandige gemeente meer. Aan bijna tien eeuwen zelfstandigheid kwam nu een einde.

      Geraadpleegde bronnen en literatuur:

      1. Barth, A.J.,Klerk, F.H. de,Valk, J.L. van der, Goese straatnamen, Alphen aan de Rijn 1986.

      2. Dekker, C., Zuid-Beveland, De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de middeleeuwen, Assen 1971.

      3. Hullu, J. de, Verhoeven, A.G., Tractaat van Dyckagie, Den Haag 1920.

      4. Oele, B., Een bodemkundig onderzoek naar de bewoningsgeschiedenis van Kloetinge, blz. 7-24, in HJZNB, nr. 1, Goes1975.

      5. Rentenaar, R., De plaatsnamen op -inge(n) in Zuidwest-Nederland, blz. 1-32, in Archief, mededelingen van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1992.

      6. Het "testament" van Adriaan Bommenee, Praktijkervaringen van een Veerse Bouw- en Waterbouwkundige uit de 18e eeuw,middelburg 1988.

      7. Voge-Wessels Boer, I.H., Kloetinge, Middelburg z.j.(c.1969)

      8. Weststrate, J., Kloetinge van vroeger, Goes 1980.

      Lijst van burgemeesters vanaf 1813:

      H.M. van der Bilt van Kloetinge, 1813-1841; W.A. de Laat de Kanter, 1843-1853; J. Trimpe, 1853-1880; C.  Caboort, 1880-1889; Jhr. J.M. van Reigersbergen Versluis, 1889-1894; C.A. Sprenger, 1894-1900; W.F.J. Wagtho,1900-1916; A.Th.A. Wagtho, 1916-1922; C. Zandee Azn., 1922-1939; Mr. H.N. baron  Schimmelpenninck van der Oye, 1940-1942; J. Straub, 1942,1943; M. Tuiten, 1943,1944; Mr. H.N. baron Schimmelpenninck van der Oye, 1944-1965; P. Daniëlse, 1966-1969.

      Lijst van gemeentesecretarissen vanaf 1813:

      J. de Kanter, 1813-1829; J.G. de Witt Hamer, 1829-1850; J.H. de Laat de Kanter, 1850-1880; J.J. de Snoo, 1880-1889; J. van der Bilt, 1889-1907; J.E. Lewe van Nijenstein, 1907-1916; F.N.H. Gurch, 1916,1917; A.J. van Buuren, 1917-1919; C.G. Noppen, 1919-1922; W. Oostingh, 1922-1953; P.G. van den Bossche, 1953-1958; J.C.M. Glerum, 1958,1959; J.A. Hoste, 1959-1969.

  •  Lotgevallen van het archief en verantwoording van de inventarisatie
    • De archieven van de gemeente Kloetinge bevonden zich ten tijde van de opheffing in het gemeentehuis van Kloetinge. In december 1969 verhuisde het archief van de secretarie voor een gedeelte naar de Gemeentelijke Archiefdienst van Goes en voor een gedeelte naar de afdeling Interne Zaken van diezelfde gemeente.

      Het gedeelte 1570-1929, dat omstreeks 1955 werd geinventariseerd door G. Stadermann, ambtenaar bij de Provinciale Inspektie van gemeente-en waterschapsarchieven, werd bij de archiefdienst in de Wijngaardstraat ondergebracht. De inventaris van Stadermann is in het archief aanwezig onder nummer 709. Het volgens de archiefcode van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gevormde archief, 1930-1969 kwam terecht bij de afdeling Interne Zaken alwaar het bewerkt werd. In 1975 werd dit gedeelte overgebracht naar de Gemeentelijke Archiefdienst. Hierna werd door A.J. Barth een hernieuwde inventarisatie ter hand genomen, welke in 1979 tot een goed einde werd gebracht. Deze hernieuwde inventarisatie was nodig, omdat men het archief over de periode 1570-1969 wilde inventariseren en omdat de inventaris van Staderman aan revisie toe was. Doordat er na 1979 nog een groot aantal archiefstukken werd overgedragen en tijdens een inspektiebezoek in 1981 op de zolder van het stadskantoor het archief van de commissie tot wering van het school verzuim werd aanngetroffen, is het archief door mij in 1992 helemaal opnieuw geinventariseerd.

      Wij kunnen ervan uitgaan, dat heel veel bescheiden uit de 16e,17e- en 18e eeuw verloren zijn gegaan. In 1798 neemt men een aanvang met het ordenen van de correspondentie. De oudste archiefbescheiden van het archief van het plaatselijk bestuur dateren uit het einde van de zestiende eeuw. Het zijn stukken uit de tijd, waarin schout en schepenen onder de ambachtsheer taken vervullen, zoals het handhaven van de openbare orde, het uitoefenen van de rechtsspraak en het heffen van belastingen.

      In vroeger tijd zijn een aantal inventarissen vervaardigd. Voor het eerst in 1666 wordt melding gemaakt van het vervaardigen van een inventaris. In het "resolutiebouck" is een resolutie opgenomen van 5 juni 1666, waarbij "secretaris Van de Velde geordineert wert een inventaris te maecken van alle stucken charters ende papieren de secretaris van Kloetinge concernerende, egeen uytgesondert".

      De oudst bewaarde inventaris dateert van 1811. De reden waarom toen een inventaris is gemaakt zal de volgende wel zijn. In 1811 zijn de stukken van rechterlijke aard overgebracht naar de Rechtbank van eerste aanleg te Goes, terwijl van de Hervormde Gemeente de doop-, trouw- en begraafboeken werden ontvangen. In dat jaar werd in Nederland ook de Burgerlijke Stand ingevoerd. In 1836 is er opnieuw een inventaris van het archief vervaardigt en wel op grond van artikel 103 van het reglement op het Bestuur ten Plattelande in de provincie Zeeland. Zowel de doop-, trouw- en begraafboeken als het rechterlijke archief zijn door het Rijksarchief in Zeeland in 1969 aan de Gemeentelijke Archiefdienst te Goes in bewaring gegeven.

      In de jaarverslagen 1919-1927 werdt tot 1921 geen aandacht besteed aan de toestand der archieven. Pas met de komst van de nieuwe gemeentesecretaris, W. Oostingh, wordt er in het jaarverslag elk jaar iets gemeld over de archieven. In 1922 lezen wij dat het archief zich in goede staat bevindt, in 1924 wordt medegedeeld, dat het archief waarschijnlijk in 1925 zal worden geordend, in dat jaar is het ook daadwerkelijk geordend en geïnventariseerd. Een inventaris uit 1925 is echter in het archief niet meer terug te vinden. In 1928 wordt medegedeeld,dat het archief in goede staat verkeerd en dat de registers van de burgerlijke stand en de eigendomsbewijzen brandvrij opgeborgen zijn. Ook in 1926 en 1927 blijkt het archief behoorlijk te zijn opgeborgen. In 1947 wordt het archief van de Weeskamer overgedragen aan het Rijksarchief in Zeeland. In 1964 worden er plannen gemaakt voor de inrichting van een nieuwe archiefbewaarplaats in het pand Kerkplein nummer 4, het nieuwe gemeentehuis. Deze archiefbewaarplaats komt er daadwerkelijk en op 15 mei 1964 brengt de Provinciaal Archiefinspekteur een bezoek aan de nieuwe archiefbewaarplaats. Deze voldoet volgens hem na een paar kleine verbeteringen aan de gestelde normen, zoals verwoord in de Archiefwet. Op 21 juli 1964 bericht het Provinciaal Bestuur van Zeeland dat zij goedkeuring hecht aan de nieuwe bewaarplaats in het nieuwe gemeentehuis.

      Uit het archief is door mij praktisch niet vernietigd, aangezien bij de herinventarisatie door A.J. Barth de "Lijst houdende voorschriften tot vernietiging" feitelijk is toegepast. Dit is echter door hem behoedzaam gebeurd. Tijdens de bewerkingsperiode op Interne Zaken in de jaren zeventig is er namelijk al uit het archief vernietigd, zonder een afdoende verklaring van vernietiging. Er zijn zaken vernietigd, die niet vernietigd hadden mogen worden.

      Wat de ordening der stukken betreft, kan nog het volgende worden opgemerkt. Met het ordenen van de correspondentie neemt men eerst in 1798 een aanvang. De correspondentie wordt chronologisch per kalenderjaar geordend. Dit systeem hanteert men tot 1920. Vanaf 1829 brengt men een scheiding aan tussen de correspondentie van de burgemeester en wethouders en de burgemeester. Vanaf 1810 neemt men een aanvang met het chronologisch inschrijven van de correspondentie. In 1920 gaat men  de correspondentie rubrieksgewijs ordenen. Van een archiefplan is geen sprake. In de rubrieken hanteert men de chronologie zo, dat indien een zaak zich over twee of meer jaar afspeelt men de correspondentie over die jaren spreidt.

      Vanaf 1930 vormde men het archief volgens de de code VNG, thans de Basisarchiefcode. Met het toepassen van de zaaksgewijze ordening neemt men het echter niet zo nauw. In veel gevallen volstaat men met het overnemen van de codeterminologie om daarna zoveel mogelijk bescheiden, die betrekking hebben op het op de omslag vermelde onderwerp in die omslag op te nemen. Zoveel mogelijk is in dit gedeelte later alsnog toepassing gegeven aan de zaaksgewijze ordening. Voor het hoofdstuk "Stukken van bijzondere aard" heeft de Basisarchiefcode model gestaan voor de indeling in hoofdstukken. De bouwvergunningen zijn volgens de nieuwe Basisarchiefcode opgenomen onder Ruimtelijke Ordening en Huisvesting. Een ver doorgevoerde indeling in sub-hoofdstukkem is vermeden.

      In 1965 werd het Burgerlijk Armbestuur opgeheven en kwamen zijn taken bii de gemeente te liggen. Het archief van dit Burgerlijk Armbestuur werd gedeponeerd bij de gemeente. Dit archief is ook in deze inventaris beschreven. De aangetroffen orde in het archief is grotendeels gehandhaafd. Pas in 1880 wanneer er een nieuw reglement door het gemeente-bestuur wordt vastgesteld en de gemeentesecretaris wordt aangewezen als secretaris-penninqmeester, neemt de geregelde archiefverzorging een aanvang. In dit archief werden nogal wat stukken Iaangetroffen van het Gast- en Weeshuis. Deze zijn ook afzonderlijk in de inventaris beschreven.

      Ook de archieven van gemeentelijke bedrijven en gemeenschappelijke instellingen zijn in deze inventaris beschreven. Het archief werd door mij helemaal opnieuw geinventariseerd en beschreven. Deze in 1991 aangevangen inventaris werd in april 1993 afgerond. 

  •  Aanwijzingen voor de gebruiker
    • Volgens de Archiefwet 1995 moeten archiefbescheiden die voor blijvende bewaring in aanmerking komen, na 20 jaar naar de archiefbewaarplaats worden overgebracht. Deze archiefbescheiden worden met die overbrenging direct openbaar en voor iedereen te raadplegen.

      Als het nodig is dan kunnen B&W als zorgdrager hieraan echter beperkingen stellen op bepaalde gronden die uitdrukkelijk genoemd worden in de Archiefwet. Openbaarheidsbeperkingen kunnen worden gesteld onder artikel 15, eerste lid van de Archiefwet, voor een beperkte geldigheidsduur (hoogstens 75 jaar) en op de volgende drie specifieke gronden:

      • de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

      • het belang van de Staat en zijn bondgenoten;

      • het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokkenen of derden.

      Beperkingen aan de openbaarheid kunnen onder de Archiefwet alleen door de zorgdrager van de archieven worden gesteld. In de praktijk doen B&W of de gemandateerde dit in overleg met de andere gemeentelijke organen. Voor openbaarheidsbeperkingen langer dan 75 jaar heeft de zorgdrager een machtiging nodig van Gedeputeerde Staten.

      Er zijn daarnaast ook wettelijke uitzonderingen op de termijn of de toepasbaarheid van de overbrenging van archiefbescheiden naar een archiefbewaarplaats. Zo worden voor de akten van de Burgerlijke Stand langere overbrengingstermijnen gehanteerd in het Burgerlijk Wetboek (Boek 1, artikel 17a, tweede lid): geboorten na 100 jaar, huwelijken en geregistreerde partnerschappen na 75 jaar en overlijden na 50 jaar. Deze akten zijn daarom wettelijk beperkt openbaar.

      De stukken in dit archief zijn openbaar met uitzondering van een gedeelte van de akten van geboorte (jonger dan 100 jaar) de akten van huwelijk (jonger dan 75 jaar), de series gezins- en persoonskaarten en de personeelsdossiers, allen op grond van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De eerstgenoemde twee zijn wettelijke beperkingen van openbaarheid, voor de andere categorieën archiefbescheiden is door B&W een besluit genomen om de openbaarheid te beperken.

      Wanneer in een publicatie verwezen wordt naar dit archief of zijn bestanddelen dient minstens één keer de volledige toegang te worden vermeld: NL-GsGA-1.1-013, de archieven van de gemeente Kloetinge, 1570-1969, inventarisnummer ... Verder kan worden volstaan met een verkorte notatie: Archieven van de gemeente Kloetinge, 1570-1969, inv.nr. ....

  •  Hele toegang