Detail Archief

Detail Archief

Overheids- of particulier archiefOverheid
Rubriek archievenoverzicht1.1 Lokaal bestuur
Code en naam archief006 Gemeente 's-Heer Arendskerke
Datering archief1634 - 1969
Naam en bestaansperiode archiefvormerGemeentebestuur van 's-Heer Arendskerke, 1634-1969
Code en titel toegangNL-GsGA-1.1-006, Inventaris, de archieven van de gemeente 's-Heer Arendskerke, 1634-1969, Goese Inventarissen nr. 6
Openbaarheidsbeperking(en)Huwelijksakten jonger dan 75 jaar beperkt openbaar / Personeelsdossiers beperkt openbaar / Gezinskaarten beperkt openbaar / Geboorteakten jonger dan 100 jaar beperkt openbaar / Persoonskaarten beperkt openbaar / Individuele persoonsgegevens jonger dan 75 jaar beperkt openbaar

  •  Geschiedenis van de archiefvormer
    • Het grondgebied.

      De gemeente 's-Heer Arendskerke hield op te bestaan op 1 januari 1970. Het grondgebied liggende ten zuiden van Rijksweg 58 werd bij de nieuwe gemeente Borsele gevoegd, dat ten noorden ervan bij de nieuwe gemeente Goes. Tot de gemeente 's-Heer Arendskerke behoorden de kernen 's-Heer Hendrikskinderen, Wissekerke, Lewedorp en Nieuwdorp. Wissekerke was formeel in 1815 al bij 's-Heer Hendrikskinderen gevoegd, Nieuwdorp en Lewedorp zijn aanzienlijk jonger dan de andere kernen.

      Aangenomen mag worden, dat vormen van bewoning in het gebied tussen Goes en het dorp 's-Heer Arendskerke al in de 10e eeuw aanwezig zijn geweest. Na de stormvloed van 1134 vonden er op Zuid-Beveland uitgebreide bedijkingsactiviteiten plaats. In het kader van deze defensieve bedijking werd er een ringdijk aangelegd, waarin ook het grondgebied van 's-Heer Hendrikskinderen, Wissekerke en 's-Heer Arendskerke begrepen was. Onmiddellijk ten westen van het dorp 's Heer Arendskerke lag toen de zeedijk. Van groot belang is een oorkonde uit 1147. In dat jaar stond het Kapittel van St. Pieter te Utrecht aan Dodijn en Boudijn van Schenge de gehele tiend van het eiland Wolphaartsdijk af. In dezelfde oorkonde werd de broers een gunstige regeling in het vooruitzicht gesteld, indien zij zich zouden belasten met een offensieve bedijking. De oorkonde leidt tot de conclusie, dat in dat jaar de defensieve bedijkingsactiviteiten ten gevolge van de stormvloed van 1134 ten westen van Goes in volle gang zijn.

      De waterlopen, slikken en schorren tussen Zuid-Beveland en Walcheren leenden zich bij uitstek voor bedijking. In de loop der eeuwen, tot in 20e eeuw, geschiedde dat dan ook. Duizenden hectaren werden bedijkt. De polders ten westen van het dorp 's-Heer Arendskerke zijn deels uit aanwassen en deels uit opwassen ontstaan. De aanwassen behoorden toe aan de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke, Baarsdorp, Sinoutskerke en Nisse. De opwassen kwamen alleen toe aan de heren van 's-Heer Arendskerke. Dit recht van de ambachtsheren werd in 1395 bevestigd in een oorkonde van Albrecht van Beieren. Waarom zij deze bijzondere privileges genoten is niet bekend. Mogelijk hield dat verband met de grote financiële consequenties van de inpolderingen.

      Voor 1395 waren de eerste offensieve inpolderingen al achter de rug, voornamelijk ten noorden en noordwesten van het dorp, De Kozaardpolder ten noorden van 's-Heer Arendskerke en Wissekerke is al in 1331 bekend. Haar ontstaan mag op grond van de bodemgesteldheid nog in de 13e eeuw gesitueerd worden, net als de daaraan grenzende Ankeverepolder. De Selnissepolder zal niet veel later ontstaan zijn. Ten tijde van de uitvaardiging van de oorkonde van 1395 waren deze polders geïnundeerd, waarschijnlijk ten gevolge van de stormvloed van 1375. Herdijking van de Kozaardpolder en de Ankeverepolder vond plaats na de St. Elisabethsvloed van 1404, waarbij de weel bij Ter Lucht ontstond. Het deel van de Kozaardpolder bij 's-Heer Arendskerke werd opnieuw bedijkt en 's Heer Arendskerkepolder genoemd. De naam Kozaard blijft voorleven in het zgn. Kozaardsweegje. Het gedeelte van de polder bij Wissekerke werd in de 17e eeuw gedeeltelijk en tijdelijk in de Leeuwerkepolder ingedijkt en in 1846 definitief in de Perponcherpolder.

      Waren dus de Kozaardpolder en de Ankeverepolder in het begin van de 1:5e eeuw opnieuw bedijkt, de Selnissepolder moest langer wachten. Op 12 juli 1461 vond daartoe de aanbesteding plaats. De polder kwam daarbij zuidelijker te liggen dan zijn 13e eeuwse voorganger. Reeds in 1471/1472 bleek de polder te zijn ondergelopen. In 1548 vond er opnieuw een bedijking plaats. Deze polder strekte zich uit van de noorddijk van de Ankeverepolder tot aan de dijk van de Westerguitepolder onder Heinkenszand. Nadat rond 1400 de zuidelijke tak van de Schenge was afgedamd en in 1441 de Oude Nieuwlandpolder was ontstaan, kwamen de zanderige Kraaijertplaten tussen Walcheren en Zuid-Beveland in een rustiger milieu terecht, zodat daarop vruchtbaar slib kon worden afgezet. Het lag dus voor de hand dat inpoldering van de aldus ontstane schorren kon plaatsvinden. In 1604 ontwierpen de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke plannen tot bedijking van ca. 1200 ha schorren, die als aanwas tegen de Selnissepolder, die ook oude Kraaijertpolder werd genoemd, lagen. Het recht op aanwassen, zoals dat was bevestigd in de hiervoor vermelde oorkonde van 1395 werd betwist en zo duurde het tot 1611 - toen het geschil in het voordeel van de ambachtsheren werd beslecht - voordat een bedijkingsoctrooi kon worden verstrekt. Op 11 mei 1612 kwam de Nieuwe Kraaijertpolder gereed. In 1642 werd de West Kraaijertpolder bedijkt, alsmede de aan de noordzijde van de Oude Kraaijertpolder liggende Oostpolder. In 1676 bedijkte men de Nieuwe Westkraaijertpolder en in 1696 de Noord Kraaijertpolder. De serie inpolderingen werd in 1700 besloten met de bedijking van de Zuid Kraaijertpolder. De zes Kraaijertpolders omvatten samen een oppervlakte van ongeveer 3300 ha. In de 18e eeuw volgde nog de inpoldering van de Koningspolder. In 1861 werd de Van Citterspolder bedijkt en in 1949 volgde de Quarlespolder. In de zestiger jaren van deze eeuw werd datgene wat er nog van het Sloe restte benut voor de aanleg van de Sloehavens.

      Wat 's Heer Hendrikskinderen en Wissekerke aangaat, ten noorden van deze plaatsen lag de Goese Polder, die reeds bekend is in 1331. Vóór de 16e eeuw werd het bestuur over deze polder uitgeoefend door de ambachtsheren van 's Heer Hendrikskinderen en Wissekerke, met de magistraat van Goes, waarbij de laatstgenoemde de boventoon voerde. Vanaf 1534 is er sprake van een eigen dijkgraaf.

      De dorpen op Zuid-Beveland zijn veelal ontstaan op de grote kreekruggen, waar twee of meer wegen samenkwamen. Ze waren min of meer rond; de huizen waren gebouwd in een kring met de kerk in het midden. Eerst was er daarbij sprake van een woonkern; de behoefte aan een kerk volgde daarna. De plaatsnamen met de uitgang op -kerke zijn ontstaan ten tijde van de massale parochiestichting op Zuid-Beveland in de tweede helft van de 12e en het begin van de 13e eeuw. Van paus Innocentius III is een oorkonde bewaard gebleven van 5 februari 1216 , waarin het Kapittel van St. Pieter in bescherming wordt genomen en waarin de paus het bezit van het patronaatsrecht van een aantal kerken, waaronder 13 in Zeeland, bevestigt. Naast de kerken van Goes en KIoetinge wordt ook die van Wissekerke genoemd. Het is niet onmogelijk, dat Wissekerke een filiatie is van Goes. 's-Heer Arendskerke en 's-Heer Hendrikskinderen{kerke) zouden dan dochterkerken van Wissekerke zijn. De naam 's-Heer Hendrikskinderen komt voor het eerst voor in 1267 als Ecclesia Henrici en 's-Heer Arendskerke in de tiendlijst van 1275-1280 als Ecclesia Arnoldi. De parochiestichting van beide plaatsen zal overigens eerder, rond 1200 hebben plaatsgevonden.

      Beide plaatsen liggen op korte afstand van Wissekerke in het gebied, dat bedoeld werd in de al eerder aangehaalde oorkonde van 1147. Het geslacht Van Schenge speelde nog lang een toonaangevende rol. Het is aannemelijk, dat leden van het geslacht hun namen in de dorpsnamen vereeuwigd zien. In een oorkonde uit 1198 voor de Middelburgse Abdij komen "Arnoldus et Henrieus de Schinge, frater eius" voor als getuigen. Zij kunnen zeer goed de stichters van de kerken te 's-Heer Arendskerke en 's-Heer Hendrikskinderen zijn geweest. Van de stichter van de kerk te Wissekerke, voor welks naam een heer Wisse zal tekenen, ontbreekt in de bronnen elk spoor. Vanaf het midden van de twaalfde eeuw tot aan het eind van de zestiende komt de naam van het geslacht Van Schenge regelmatig in de geschiedenis van Zuid-Beveland voor. Na de Hervorming bleven de Van Schenges het katholieke geloof trouw, reden waarom zij genoodzaakt waren Zuid-Beveland te verlaten. Zij vestigden zich toen in Vlaanderen. Zij hebben de heerlijkheid 's Heer Arendskerke overigens nimmer in zijn geheel in bezit gehad. Er is steeds sprake geweest van "de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke" . In de hiervoor reeds aangehaalde oorkonde van 1395 werden negen ambachtsheren genoemd, waaronder Pieter en Jan van Schenge. Het geslacht bezat te 's-Heer Arendskerke een kasteel, waarvan de historische bronnen slechts vermelden, dat het zware muren en uitgestrekte kelderruimten bezat. In de eerste helft van de 18e eeuw werden de fundamenten uitgegraven. Het vrijkomend materiaal werd verkocht ten behoeve van oever- en dijkverdediging. Van de ruïne werd in deze eeuw een schilderij vervaardigd naar een gravure uit de Kroniek van Smallegange. Het schilderij heeft een aantal jaren in de raadszaal van het gemeentehuis gehangen.

      Wat de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke betreft, deze schijnen zich al vroeg in een zekere vorm van vereniging te hebben georganiseerd. Reeds in 1777 bezaten zij een reglement op basis waarvan werd gehandeld. Het bestuur van de heerlijkheid was in handen van de ambachtsheren gezamenlijk; het dagelijks bestuur was in handen van vier commissarissen. In de 19e eeuw richtte men een vennootschap op, die in 1872 werd ontbonden. De eigendommen van de ambachtsheren werden in dat jaar publiekelijk verkocht. Te ’s-Heer Hendrikskinderen heeft ook een kasteel gestaan vermoedelijk gesticht door één van de leden van het geslacht Van Schenge. De bezittingen aldaar zijn waarschijnlijk verbeurd verklaard toen de Van Schenges met andere Zeeuwse edelen zich verzetten tegen de benoeming van Jan van Avesnes tot de nieuwe graaf van Holland en Zeeland. In 1331 was een zoon van Jan van Avesnes, Jan van Beaumont, ambachtsheer van 's-Heer Hendrikskinderen, terwijl in 1439 Wolfert van der Maalstede alle grond van het ambacht in bezit had. In 1444 verkocht deze het ambacht aan Jan Ruychrok van de Werve. In 1602 werd het ambacht verkocht aan Cornelis Gillisse Brouwer van Watervliet. De Ruychroks bleven echter op het kasteel wonen. Het kasteel, dat in de Kerkhoek was gelegen, werd in de 18e eeuw tenslotte herberg. In 1803 werd het verkocht voor de sloop. Aangenomen mag worden, dat de heerlijkheid Wissekerke eerst eigendom is geweest van de Van Schenges. Naderhand kwam ze in handen van de Van Borseles. In 1686 werd Isaak de Perponcher Sedlnitski eigenaar, terwijl ze in de 19e eeuw in handen kwam van de familie Egter van Wissekerke,

      Na de bedijking van de West Kraaijertpolder in 1642 is Nieuwdorp ontstaan. Tot in de 19e eeuw is het niet meer dan een gehucht geweest, zonder kerk. Nadat de haven bij de Zuijd Kraaijert rond 1840 tot één der belangrijkste van Zuid-Beveland uitgroeide, nam Nieuwdorp zodanig in bevolkingsaantal toe, dat gesproken kon worden van een dorp. De laatst ontstane kern van de gemeente was Lewedorp. Toen zich in de twintiger jaren van deze eeuw een gehucht ontwikkelde ter plaatse van het huidige dorp wist men eerst aan deze in de West Kraaijertpolder liggende huizengroep geen betere naam te geven dan Noord-Kraaijert, naar het gelijknamige spoorwegstation. In de gemeenteraadsvergadering van 13 augustus 1929 kwam het verzoek van de ingezetenen van Noord-Kraaijert om de naam van oud-burgemeester Lewe van Nijenstein aan het zich steeds uitbreidende dorp te verbinden. Aldus geschiedde. De verklaring van de naam 'Lewedorp is dus heel wat prozaïscher dan een bekende toponomïst veronderstelde. Deze meende de naam Lewedorp te moeten afleiden uit de tijd der Germanen!


      Bestuurlijke ontwikkeling

      Het plaatselijk bestuur van 's-Heer Arendskerke, 's-Heer Hendrikskinderen en Wissekerke bestond vanoudsher uit schout en schepenen. Voor ’s-Heer Arendskerke bedroeg het getal der schepenen 7, voor 's-Heer Hendrikskinderen en Wissekerke is dat getal niet bekend. Vaststaat, dat Wissekerke aan het eind van de 18e eeuw en het begin van de 19e veel moeite moest doen om te kunnen beschikken over een voltallig bestuur. In vele zaken werd met 's-Heer Hendrikskinderen samengewerkt. Schout en schepenen van de dorpen werden benoemd door de ambachtsheren, die daarnaast ook de secretarissen benoemden, de kerk- en armmeesters en de bodes. De benoemingen gelden steeds voor een jaar. Herbenoeming was eerder regel, dan uitzondering. De functionarissen traden in functie na het afleggen van de voor de ambten vereiste eden. Schout on schepenen waren belast zowel met bestuur als justitie. Ze spraken overigens geen recht in criminele zaken. Daarvoor moest men naar Middelburg. Slechts gedurende een korte periode, nl. van 1572 - 1578, berustte de rechtsspraak in criminele zaken te Goes.

      In de Franse tijd bestond het plaatselijk bestuur uit de maire en de municipale raad, gekozen door de burgerij. Vanaf 1814 trad er een college van schout en assessoren, later burgemeester en assessoren op, verband houdend met het onderscheid dat in bestuurlijke zin gemaakt werd tussen stad en platteland. Dat onderscheid verviel met de inwerkingtreding van de gemeentewet van 1851. Het plaatselijk bestuur van de gemeente bestond uit de gemeenteraad, als hoofd, gekozen door de inwoners, het College van burgemeester en wethouders en de burgemeester. De wethouders werden gekozen door de leden van de gemeenteraad, terwijl de burgemeester steeds voor een termijn van zes jaar werd benoemd door de Kroon. Als regel volgde na die zes jaar herbenoeming voor eenzelfde termijn.

      Na de Franse tijd waren 's-Heer Arendskerke, 's Heer Hendrikskinderen en Wissekerke zelfstandige gemeenten. Aan de zelfstandigheid wan Wissekerke kwam een eind per 1816 teen de gemeente gevoegd werd bij 's Heer Hendrikskinderen. De laatstgenoemde wist haar zelfstandigheid langer te bewaren en het waren zeker geen annexatiepogingen van 's Heer Arendskerke, die er toe geleid hebben, dat 's Heer Hendrikskinderen bij wet van 17 juni 1857 gevoegd werd bij 's Heer Arendskerke. Ook de laatste herindeling, waarbij de gemeente 's-Heer Arendskerke was betrokken, was in de ogen van de gemeenteraad absoluut niet noodzakelijk. Als uitvloeisel van het streven naar gemeenten met voldoende bestuurlijk draagvlak en minstens 10.000 inwoners werd de gemeente met ingang van 1 januari 1970 opgeheven.( wet van 2 juli 1969, stsbl. 515). De gemeenteraad was van oordeel dat de gemeente groot genoeg was, financieel gezond en naar behoren werd bestuurd. De samenwerking met andere gemeenten liet niets te wensen over. Zo werd het industrieterrein Zuid-West van de gemeente Goes op grondgebied van 's Heer Arendskerke aangelegd. Het verzet mocht echter niet baten.


      Religieuze ontwikkeling.

      Reeds werd vermeld, dat de parochies van 's Heer Arendskerke en 's Heer Hendrikskinderen vermoedelijk rond 1200 zijn gesticht. Die van Wissekerke waarschijnlijk nog eerder. De kerkpatroon te 's Heer Arendskerke was de H. Petrus. De toren van de kerk aldaar dateert uit de periode 1350-1400. Het schip van de kerk is gebouwd in de periode 1400-1450. De kerkpatroon van 's Heer Hendrikskinderen is onbekend. De oorspronkelijk 14e eeuwse kerk werd in 1805 afgebroken. Op de funderingen werd een kleine zaalkerk ópgetrokken. De kerk te Wissekerke is in 1809 gesloopt. De toren er van bleef staan tot 1872, toen ook deze onder de slopershamer viel. De Nederlandse Hervormde Gemeente te 's Heer Arendskerke dateert uit 1581. De eerste predikant werd er in 1583 bevestigd. Die van Vs Heer Hendrikskinderen is in dezelfde periode ontstaan en ontving meer dan een halve eeuw daarna de herderlijke zorg van de Hervormde Gemeente van Goes. Enkel enige grafzerken van Rooms Katholieke geestelijken in de kerk van 's Heer Arendskerke en op de begraafplaats te Wissekerke herinneren nog aan de Voorreformatorische tijd. Nieuwdorp heeft tot 1841 nimmer een kerkgebouw bezeten:, De hervormden uit die plaats kerkten te 's Heerenhoek. In 1841 werd het kerkgebouw van de christelijke afgescheiden gemeente gebouwd. Het is een unicum, dat een kerk van deze gemeente (thans Gereformeerde Kerk) zich als dorpskerk in het centrum van deze plaats bevindt. Het aanwezig zijn van een Gerefomeerde begraafplaats te Nieuwdorp - en dat was de eerste begraafplaats in het dorp - is evenzeer uniek. In Nieuwdorp is gedurende korte tijd ook nog een Vrije Evangelische Gemeente aanwezig geweest en er bevindt zich thans, naast de Gereformeerde Kerk en de Nederlandse Hervormde Gemeente een Gereformeerde Gemeente. Lewedorp tenslotte is overwegend Rooms-Katholiek, al is er ook een plaatselijke Gereformeerde Kerk, die in de vijftiger jaren werd geïnstitueerd, nadat het eerst een afdeling van de Nieuwdorpse kerk was.

      Economische ontwikkeling

      De lokale economie van de gemeente 's Heer Arendskerke heeft altijd in het teken van de landbouw gestaan, met daarbij een sterkte betrokkenheid op Goes, dat als centrum van de handel in landbouwprodukten fungeerde. In de dorpen was sprake van de aanwezigheid van kleine middenstanders, die vooral in de laatste jaren sterk is verminderd. ' s-Heer Hendrikskinderen heeft in ' t geheel geen winkels meer. Tijdens de laatste jaren van haar bestaan kwamen daar industrialisatie en toerisme bij, al heeft de gemeente daarvan weinig vruchten kunnen plukken. Dë Industrialisatie van het Sloegebied geschiedde gedeeltelijk op het grondgebied van de gemeente, doch het was voornamelijk de gemeente Vlissingen, die daarmee haar infrastructuur kon verbeteren. 
      Wat de recreatie betrof, in de zestiger jaren waren de ontwikkelingen rond het in 1961 ontstane Veerse Meer nog maar nauwelijks in gang gezet. De betrokkenheid op Goes speelde ook op tal van andere terreinen een rol. Genoemd kunnen worden het onderwijs, de gezondheidszorg, cultuur enzovoorts.

      Geraadpleegde literatuur:
      L.J.Abelmann, De middeleeuwse dorpskerken van Zuid-Beveland, een beelddocumentetie
      Goes, 1983
      C.Dekker, Zuid-Beveland De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de middeleeuwen, Assen, 1971
      A. de Smit, De burgerlijke en kerkelijke geschiedenis van 's Heer Arendskerke, dln. 1 en 2, Vs Heer Arendskerke, 1957,1959.
      J.P. van den Broecke, Middeleeuwse kastelen van Zeeland,Delft,1973
      L. M.Holleste!!e LMz., Het kasteel van 's Heer Hendrikskinderen, in: Historisch Jaarboek voor Zuid- en Nocrd-Bevel and, nr . 12, Goes, 1986
      M. H.Wilderom, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken,deel 3, Midden-Zeeland, Middelburg, z.j.
      VIII

  •  Lotgevallen van de archieven en verantwoording van de inventarisatie
    • De archieven van de gemeente bevonden zich ten tijde van de opheffing in het gemeentehuis te 's Heer Arendskerke. Bij de herindelingswet was bepaald, dat deze zouden worden overgebracht naar de nieuwe gemeente Goes. De gemeentearchivaris van Goes was belast met het transport van de archieven naar de bewaarplaats. Aan de hand van bestaande inventarissen kwam hij toen al tot de conclusie, dat niet alles aanwezig was. Sterker nog: de notulen van de vergaderingen van burgemeester en wethouders van ' s Heer Arendskerke van 1968 en 1969 moest hij bij de vuilnisemmer vandaan halen. Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat in de concordantie van oude en nieuwe inventarisnummers een aantal maal de vermelding: "n(iet) a(angetroffen)" moest worden opgenomen.

      Ten tijde van het overbrengen van de archivalia beliep de totale omvang van de archieven 108 m1. Voor inventarisatie was er, gelet op de grote toevloed van archieven - naast die van 's Heer Arendskerke werden de ook de archieven van de voormalige gemeenten Kloetinge, Kattend!jke en Wolphaartsdljk overgebracht - geen tijd. De gemeentearchivaris moest zich noodgedwongen beperken tot het opstellen van het oud-archief in de bewaarplaats volgens de inventaris Stadermann en tot het vervaardigen van plaatsingslijsten van de archiefbestanddelen., die volgens de code VNG geordend waren. Daarbij werd de vernietiging van de daarvoor in aanmerking komen de bescheiden voorbereid.

      Met deze inventarisatie werd begonnen in 1982. Naast de ordening en beschrijving van de bestanddelen werd overgegaan tot daadwerkelijke vernietiging conform de daartoe strekkende voorschriften. Verklaringen van vernietiging berusten in het archief van de dienst. Een en ander leidde er toe, dat de omvang van het archief ha afloop van de inventarlsatiearbeld was teruggebracht tot 62 ml.

      De oudste archivalia dateren uit de 17e eeuw; stukken betreffende de benoeming en beëdiging van leden van het plaatselijk bestuur, rekeningen van inkomsten en uitgaven en een aantal overlopers. Dat alles vormt een beperkt gedeelte van het archief. Wat dan al voor 's Heer Arendskerke geldt, geldt in sterkere mate voor de voormalige gemeenten Wissekerke en 's Heer Hendrikskinderen. Van Wissekerke is zo goed als niets bewaard gebleven. De archivalia van 's-Heer Hendrikskinderen zijn alle uit de 19e eeuw. Naar de oorzaken van het verdwijnen van de oude archivalia kan men slechts gissen. Voor Wissekerke en 's Heer Hendrikskinderen zijn die niet aan te geven; heel misschien houdt het verdwijnen van die van ’s Heer Arendskerke verband met de moeilijkheden, die het dorpsbestuur heeft gekend met secretarissen, zoals in 1719 met Gillis Udemans en in de Franse tijd met Hendrik Paulus van Steveninck.

      Stadermann was in zijn inventaris uit de vijftiger jaren al tot de conclusie gekomen dat de archieven voor wat de 19e en 20e eeuw betrof vrij volledig waren, al constateerde hij in de serie resoluties "betreurenswaardige" hiaten. Hij heeft bij de inventarisatie getracht zoveel mogelijk de door de jaren ontstane en gegroeide administratie in beeld te brengen. Hij sloot de inventarisatie overigens af in 1936, het jaar waarin men te 's Heer Arendskerke de Code VNG, thans Basisarchiefcode, in gebruik nam.

      In achterliggende inventaris is het volgens de code gevormde archief over de periode 1936-1969 begrepen. Ruggegraat van het secretarie-archief tot 1936 zijn de notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad en van het college van burgemeester en wethouders. In het volgens de code gevormd archief spelen deze een veel minder nadrukkelijke rol. Tot 1932 ordent men de correspondentie per jaar op volgnummer; de ene serie bevat de correspondentie van burgemeester en wethouders, de andere die van de burgemeester. Van 1932-1935 hanteert men voor beide series een rubriekenstelsel, waarschijn!ijk volgens een zelfgemaakte indeling. In 1936 neemt men dan een aanvang met de zaaksgewijze ordening volgens de code VNG. Voor de indeling in hoofdstukken van deze inventaris heeft de Basisarchiefcode model gestaan voor het onderdeel "Stukken van bijzondere aard". Daarbij is deze code echter niet slaafs gevolgd. Enerzijds is een ver doorgevoerde indeling in subhoofdstukken vermeden, anderzijds is van de hoofdindeling van de code af geweken. Zo is voor de archivalia betrekking hebbende op ruimtelijke ordening en volkshuisvesting een apart hoofdstuk gecreëerd, mede omdat de filosofie van de Basisarchiefcode, die deze begrippen plaatst onder "Openbare gezondheid" op dit punt verouderd is.

      Ter secretarie van de gemeente 's Heer Arendskerke zijn in 1965 gedeponeerd de archieven van de burgerlijke armbesturen van 's Heer Arendskerke, dat zijn zorg ook over Nieuwdorp en Lewedorp uitstrekte en van 's Heer Hendrikskinderen, dat na de opheffing van die gemeente is blijven bestaan tot de inwerkingtreding van de Algemene Bijstandswet in 1965. Deze archieven zijn, evenmin volledig als het secretarlearchief, in deze inventaris beschreven, net als de archieven van de gemeentelijke bedrijven en die van gemeenschappelijke regelingen, waarvan de administratie ter secretarie van 's Heer Arendskerke werd verzorgd. Hetzelfde geldt voor twee vreemde eenden in deze bijt, nl. het archief van de Plaatselijk Leider van de Winterhulp, waartoe de burgemeester, als funktionaris, was aangewezen, alsmede dat van de districtsraad voor het consumentenkrediet, waarvan de administratie ter secretarie werd verzorgd.

      De archieven van de in deze inventaris beschreven gemeenschappelijke regelingen, aangegaan in de periode, dat de archiefcode VNG al in gebruik was, kennen geen aparte rubriek "Stukken van algemene aard" meer. Gekozen is voor een rubriek met de naam "Besluitvorming". Tijdens de inventarisatie is nog overwogen om af te zien van de in de rubriek "Stukken van algemene aard" toegepaste onderverdeling "Schout en Schepenen 1798-1810 Gemeentebestuur 1813-1851 en Gemeentebestuur 1851-1969" en die te vervangen door "Gemeentebestuur 1798-1969". Zeker voor wat de laatste twee onderdelen aangaat, zou dat zonder bezwaar toepasbaar zijn geweest, omdat er zich in de administratie in die periode geen veranderingen hebben voorgedaan. Om wille van de uniformiteit met de inventarissen van de gemeenten Kattendijke, Kloetinge en Wolphaartsdijk is daarvan afgezien.

       

      Deze in 1982 aangevangen inventarisatie kon in november 1986 worden afgerond.

  •  Openbaarheid en aanwijzingen voor de gebruiker
    • Volgens de Archiefwet 1995 moeten archiefbescheiden die voor blijvende bewaring in aanmerking komen, na 20 jaar naar de archiefbewaarplaats worden overgebracht. Deze archiefbescheiden worden met die overbrenging direct openbaar en voor iedereen te raadplegen.

      Als het nodig is dan kunnen B&W als zorgdrager hieraan echter beperkingen stellen op bepaalde gronden die uitdrukkelijk genoemd worden in de Archiefwet. Openbaarheidsbeperkingen kunnen worden gesteld onder artikel 15, eerste lid van de Archiefwet, voor een beperkte geldigheidsduur (hoogstens 75 jaar) en op de volgende drie specifieke gronden:

      • de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

      • het belang van de Staat en zijn bondgenoten;

      • het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokkenen of derden.

      Beperkingen aan de openbaarheid kunnen onder de Archiefwet alleen door de zorgdrager voor de archieven worden gesteld. In de praktijk doen B&W of de gemandateerde dit in overleg met de andere gemeentelijke organen. Voor openbaarheidsbeperkingen langer dan 75 jaar heeft de zorgdrager een machtiging nodig van Gedeputeerde Staten.

      Er zijn daarnaast ook wettelijke uitzonderingen op de termijn of de toepasbaarheid van de overbrenging van archiefbescheiden naar een archiefbewaarplaats. Zo worden voor de akten van de Burgerlijke Stand langere overbrengingstermijnen gehanteerd in het Burgerlijk Wetboek (Boek 1, artikel 17a, tweede lid): geboorten na 100 jaar, huwelijken en geregistreerde partnerschappen na 75 jaar en overlijden na 50 jaar. Deze akten zijn daarom wettelijk gezien beperkt openbaar.

      De stukken in dit archief zijn openbaar met uitzondering van een gedeelte van de akten van geboorte, de serie gezinskaarten en de personeelsdossiers op grond van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De eerstgenoemde is een wettelijke beperking van openbaarheid, voor de andere twee is door B&W een besluit genomen om de openbaarheid te beperken voor 100 jaar. Verzoeken tot raadpleging van beperkt openbare archiefbestanddelen dient u te richten aan de gemeentearchivaris van Goes.

      Wanneer uit deze inventaris wordt geciteerd of naar deze inventaris wordt verwezen dient de gebruiker tenminste één keer de gehele beschrijving ervan te vermelden: NL-GsGA-1.1-006, inventaris van de archieven van de gemeente 's-Heer Arendskerke, 1634-1969, inventarisnummer .... Verder kan worden volstaan met een verkorte notatie Archieven gemeente 's-Heer Arendskerke, 1634-1969, inv.nr. ...

  •  Hele toegang